Woordenschat E5 les 2

Wat past het best bij reinigen?
A
aanvegen
B
opknappen
C
schoonmaken
D
warmlopen
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
TaalBasisschoolGroep 5

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat past het best bij reinigen?
A
aanvegen
B
opknappen
C
schoonmaken
D
warmlopen

Slide 1 - Quiz

Wie is geen baas?
A
chef
B
directeur
C
leider
D
amateur

Slide 2 - Quiz

Uitdrukking:
Lachen als een boer met...
A
geld
B
een varken
C
kiespijn
D
hoofdpijn

Slide 3 - Quiz

Je bagage doe je in een...
A
wasmand
B
koffer
C
kist
D
handtas

Slide 4 - Quiz

Wat is geen metaal?
A
zilver
B
ijzer
C
grind
D
goud

Slide 5 - Quiz

Met een trapeze kun je...
A
bergen beklimmen
B
kunsten in de lucht doen
C
een roeiboot laten varen
D
aan gevaar ontsnappen

Slide 6 - Quiz

Welke dieren passen bij een imker?
A
honden
B
katten
C
bijen
D
vlinders

Slide 7 - Quiz

Waar werkt een lakei?
A
in een manege
B
in een paleis
C
in een hotel
D
in een ziekenhuis

Slide 8 - Quiz

Als iets zelden gebeurt, gebeurt het...
A
meestal
B
soms
C
bijna nooit
D
nooit

Slide 9 - Quiz

Wat is het tegenovergestelde van gierig?
A
gaaf
B
gul
C
goor
D
gratis

Slide 10 - Quiz

Als je ergens in uitblinkt, dan...
A
kun je dat niet zo goed
B
ben je er goed in
C
heb je iets goed schoongemaakt
D
houd je van glitters

Slide 11 - Quiz

Als je iemand in de rede valt, dan...
A
ben je boos op iemand
B
ben je verliefd op iemand
C
klets je gezellig met iemand
D
laat je iemand niet uitspreken

Slide 12 - Quiz

Welke dieren trippelen?
A
muizen
B
paarden
C
olifanten
D
konijnen

Slide 13 - Quiz

Hij zet grote ogen op.
Dan is hij...
A
nieuwsgierig
B
ongeduldig
C
verbaasd
D
verblind

Slide 14 - Quiz

Je bent een stakker.
Dan ben je...
A
dom
B
lelijk
C
vreemd
D
zielig

Slide 15 - Quiz

Van wie kun je een portret maken?
A
leeuwin
B
koning
C
raket
D
fruitschaal

Slide 16 - Quiz

Als je ijverig bent dan werk je heel...
A
hard
B
slordig
C
langzaam
D
netjes

Slide 17 - Quiz

Hoeveel muzikanten spelen er in een trio?
A
drie
B
vier
C
vijf
D
zes

Slide 18 - Quiz

De buitenkant van een ei noem je...
A
vel
B
schil
C
schaal
D
vlies

Slide 19 - Quiz

Een journalist werkt bij een...
A
fabriek
B
garage
C
krant
D
drukkerij

Slide 20 - Quiz