donderdag 1 april

1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Ziel heute
* veel oefeningen met elkaar nakijken en veel zinnen lezen en vertalen om de woordenschat te vergroten.
* hoe willen jullie de toets?
*spel met spinner met ww t.t. herhaling

Slide 2 - Slide

oef 2
  1.  sector/gebied
  2. zich bezighouden met
  3. de maatschappij
  4. zorgen voor
  5. hulp verlenen
  6. werkzaamheden
  7. het onderzoek

Slide 3 - Slide

oef 3 Zum Beispiel
Ausland/ Erfolg/ Ferien machen/ Praktikum/ Auszeit/Weltreise

Slide 4 - Slide

oef 4
  1.  Psychologin want het is geen vak
  2. träumen. Het andere heeft met je werk te maken
  3. die Wahl. De rest betekent allemaal het werk
  4. wahrscheinlich. De andere 3 zijn een bijv nmw

Slide 5 - Slide

oef 5
  1.  jetzt = nu -->später=later
  2. leicht=makkelijk --> schwierig=zwaar
  3. geben=geven --> nehmen=nemen
  4. drinnen=binnen --> draußen=buiten
  5. arbeiten=werken --> faulenzen=luieren
  6. der Vorteil=het voordeel --> der Nachteil=het nadeel

Slide 6 - Slide

oef 6 
  1.  der Ingenieur/die Ingenieurin
  2. der Anwalt/ die Anwältin
  3. der Psychologe/ die Psychologin
  4. der Apotheker/die Apothekerin
  5. der Polizist/ die Polizistin

Slide 7 - Slide

oef 7 Jullie lezen een zin voor
  1.  Nebenjob
  2. Praktikum/ Geschäft/ angefangen (begonnen mag ook)
  3. gefallen
  4. fertig/arbeiten/ Job
  5. gesehen
  6. verdienen
  7. auf jeden Fall

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

oef 8 
  1.  wechseln
  2. das Unternehmen
  3. die Weltreise
  4. der Wunsch
  5. interessieren sich für
  6. Asien
  7. lassen

Slide 10 - Slide

oef 9 
  1. vielleicht
  2. jetzt
  3. für/ lernen
  4. helfen
  5. Genau
  6. zusammenarbeiten
  7. gesehen

Slide 11 - Slide

oef 10 
Beruf/ gesehen/ Wahl/ Jura/ Zukunft/ Arbeit

Slide 12 - Slide

oef 11
  1.  Traum/ Ausland/ Ausbildung/ Zukunft
  2. Fächer/ wählen/ leicht/ Wirtschaft/ träume/ zum Beispiel/ selbständig/Erfolg
  3. Ziel/ Medizin/ Universität/ studieren/ Menschen/ Auszeit/ Studium/ Zweifeln (of zweifeln mag beide)
  4. die Fachhochschule/ Vorteil/  kennen lernen/ erleben

Slide 13 - Slide

oef 14
  1. Abi =vwo examen
  2. nett=aardig
  3. bevor= voordat
  4. entscheiden=beslissen
  5. Es stimmt= het klopt
  6. Umfrage=enquete 

Slide 14 - Slide

oef 15 vraag 1
rondleidingen/ workshops/ planten klonen/ 
DNA isoleren en analyseren

Slide 15 - Slide

16 bespreken 
veel hebben 16 nog niet gemaakt. Ik neem met je door wat je moet doen.

Slide 16 - Slide

Hausaufgaben den siebten April
Lernen --> de grammatica die jullie hebben gekregen. Staat na de Sprachmittel. Lees dit aandachtig door zodat we daarmee verder kunnen
machen: vanaf oefening 16 dus 16 t/m 20

Slide 17 - Slide