2MH 1.3 Lezen

Welkom!
Pak je laptop en log in bij Lessonup.app
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Welkom!
Pak je laptop en log in bij Lessonup.app

Slide 1 - Slide

Hoe zat het ook alweer? Non-fictie is...
A
Verzonnen
B
Waargebeurd

Slide 2 - Quiz

Hoe ging de weektaak?
M. fictie 1.1 opdracht 1 t/m 13
M. Gedicht 1.2 opdracht 1 t/m 6
M. taak 1 LessonUp

Slide 3 - Slide

1.3 Lezen

je weet welke manieren van lezen je kunt gebruiken
je weet hoe je het onderwerp en deelonderwerp van een tekst vinden
je weet hoe de moeilijke woordenwijzer werkt
je weet welke signaalwoorden een opsomming, tegenstelling en tijdsvolgorde aangeven
je kunt de manieren van lezen toepassen bij het lezen van een tekst
je kunt de tekstverbanden (opsommend, tegenstellend en tijdsvolgorde) benoemen in een tekst







Slide 4 - Slide

Manieren van lezen 
Er zijn vier manieren om een tekst te lezen. 
• verkennend lezen
• nauwkeurig lezen
• zoekend lezen
• studerend lezen

Slide 5 - Slide

Verkennend lezen 
Een tekst bekijken om een eerste indruk te krijgen.

Slide 6 - Slide

Lees je bij verkennend lezen de tekst helemaal?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Nauwkeurig lezen 
Een tekst helemaal lezen om hem te begrijpen .

Slide 8 - Slide

Lees je bij nauwkeurig lezen de tekst helemaal?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Zoekend lezen 
In een tekst zoeken naar het antwoord op een vraag. Je zoekt bijvoorbeeld de ingrediënten die je nodig hebt voor een cake of je kijkt in het wedstrijdschema om te zien hoe laat jouw team moet spelen.

Slide 10 - Slide

Lees je bij zoekend lezen de tekst helemaal?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Studerend lezen 
Een tekst lezen om de informatie te onthouden. Je leert bijvoorbeeld Engelse woordjes, omdat je een overhoring krijgt.

Slide 12 - Slide

Een eerste indruk van een tekst krijgen.
Een tekst helemaal lezen. 
Hoe laat speelt het Nederlands elftal?
Een tekst voor geschiedenis leren. 
Zoekend 
Nauwkeurig
Studerend
Verkennend

Slide 13 - Drag question

Titel
Eerste zin
Tussenkop
Afbeelding
Slot
Inleiding
Bron

Slide 14 - Drag question

Bij welke manier van lezen hoort het plaatje? 

(antwoorden in de volgende slide)

Slide 15 - Slide

Bij welke manier van lezen hoort het plaatje?
A
Verkennend
B
Nauwkeurig
C
Zoekend
D
Studerend

Slide 16 - Quiz

Welke vraag stel je om het onderwerp van een tekst te vinden?
A
Waar gaat de tekst over?
B
Wie/wat + persoonsvorm

Slide 17 - Quiz

Het onderwerp
Iedere tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van de tekst.
Zo vind je het onderwerp van de tekst:
• Lees de tekst verkennend.
• Stel jezelf de vraag: Waarover gaat de tekst?
• Het antwoord op deze vraag is het onderwerp van de tekst.

Slide 18 - Slide

Wat is een deelonderwerp?
A
Het onderwerp van één alinea
B
Het onderwerp van één of meerdere alinea's

Slide 19 - Quiz

Het deelonderwerp

Een deelonderwerp is een tekstgedeelte dat een deel van het onderwerp behandelt.
Zo vind je een deelonderwerp:
• Kijk waar een nieuwe alinea begint: bij een nieuwe regel, een ingesprongen regel of onder een witregel.
• Lees de tussenkopjes die soms boven de alinea's staan.
• Stel jezelf de vraag: Waarover gaat deze alinea of dit tekstgedeelte?
• Het antwoord op deze vraag is het deelonderwerp.

Slide 20 - Slide

Een ... staat boven een tekstgedeelte en vertelt je waar dat gedeelte over gaat
A
Titel
B
Tussenkopje

Slide 21 - Quiz

Tussenkopje
Kopje dat in de tekst boven tekstgedeelten staat. Het vertelt je waar het tekstgedeelte over gaat.



Slide 22 - Slide

Moeilijke-woordenwijzer
Zoek uitleg van het woord ergens in de tekst:
- Synoniem
- Voorbeeld
- Omschrijving

Geen uitleg? Kijk of je een deel van het woord herkent. 

Slide 23 - Slide

Je leest een tekst en vindt een moeilijk woord. Kijk je gelijk in het woordenboek?
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quiz

Zie je een moeilijk woord? Doorloop eerst de stappen van de moeilijke-woordenwijzer


1 Is het woord belangrijk om de tekst te begrijpen?
Nee? Lees dan verder.
2 Ja? Zoek uitleg van het woord ergens in de tekst. Uitleg kan zijn:
• een synoniem van het woord;
• een voorbeeld bij het woord;
• een omschrijving van het woord.
3 Staat er geen uitleg? Kijk dan of je een deel van het woord herkent. Of probeer de betekenis van het woord te raden.
4 Lukt het nog niet? Zoek dan de betekenis op in een woordenboek of vraag het aan iemand.

Slide 25 - Slide

Signaalwoorden
Een signaalwoord geeft een tekstverband aan. 
Dat kan een verband zijn tussen woorden, zinnen of alinea’s.

Slide 26 - Slide

Sleep de zinnen naar het goede tekstverband
Opsomming
Tijdsvolgorde 
Tegenstelling
Ria houdt van kegelen. Ze houdt ook van Pierre.
Max drinkt altijd Rivella voordat hij sport.
Sara rijdt paard, maar ze valt er steeds af.

Slide 27 - Drag question

Slide 28 - Slide

Weektaak week 38
L. lezen theorie 1.3
M. Nieuwsbegrip online AT en WS
M. Nieuwsbegrip papier
M. taak 2 LessonUp
Boek vrije keuze lenen in de mediatheek
Boek lezen
Dictee 1.2 
Inloggen Nieuwsbegrip
Gebruikersnaam: naam.achternaam
Wachtwoord: Welkom23!
timer
1:00
Taak 1 nog niet gemaakt? Doe dan deze week nog!

Slide 29 - Slide