This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
HOOFDSTUK 2
Paragraaf 2.3 Hoe wil je wonen
Slide 1 - Slide
Lesdoel
In deze les leer je :
wat is de woningmarkt
wat komt er kijken bij het huren van een woning
hoe gaat het kopen van een woning in zijn werk
wat is een hypotheek en wat is OZB
Slide 2 - Slide
Woningmarkt
Woningmarkt bestaat uit de totale vraag naar woningen (kopers/huurders) en het totale aanbod van woningen (verkopers/verhuurders).
Huurwoningen
Koopwoningen
Slide 3 - Slide
Huurwoningen
Woningcorporaties Eigenaar van huurwoningen, zij bouwen, verhuren en onderhouden de woning.
Sociale huurwoningen Huurwoningen met een maandhuur tot +- € 740
Huurwoningen in de vrije sector Als de huur hoger is dan +- € 740
Slide 4 - Slide
Huurwoningen
Huurovereenkomst:
Een overeekomst tussen verhuurder en huurder waarin alle rechten en plichten van huurder en verhuurder staan
Huurtoeslag Als je inkomen en spaargeld te weinig is dan heb je recht op een financiële bijdrage van de overheid. Je huur mag dan ook niet te hoog zijn
Slide 5 - Slide
Aan de slag
Lees de theorie op blz 48 en 49
Maak uit je boek vraag 1 t/m 6 op blz 48 en 49
Bij vraag 4 en 6 heb je de formule (wat : waarvan ) x 100 nodig
timer
18:00
Slide 6 - Slide
Lesdoel
In deze les leer je :
hoe gaat het kopen van een woning in zijn werk
wat is een hypotheek en wat is OZB
herhalen
woningmarkt
huurtoeslag
Slide 7 - Slide
Stappenplan huis kopen!!!
Slide 8 - Slide
Een huis kopen
Bij het kopen van een huis komen naast de aankoopprijs nog bijkomende kosten..... de kostenkoper (kk):
- overdrachtsbelasting 2% (alleen bij een bestaande woning, niet bij nieuwbouw)
- notariskosten (transportakte)
Slide 9 - Slide
Hypotheek
Voor het kopen van een woning is veel geld nodig.
Je kan daar een lening voor sluiten.
- Hoe heet deze lening ?
- Hoe lang mag je het terug betalen?
- Wat moet je voor die lening aan de bank betalen?
Slide 10 - Slide
Hypotheek
Voor het kopen van een woning is veel geld nodig.
Je kan daar een lening voor sluiten.
- Hoe heet deze lening ?
- Hoe lang duurt het terug betalen?
- Wat moet je voor die lening aan de bank betalen?
- Hypothecaire lening
- 30 jaar
- Rente en Aflossing
Slide 11 - Slide
Onroerendzaakbelasting
De gemeente stelt de waarde van de woning vast, de WOZ-waarde (Wet Onroerende Zaakbelasting).
Als je een koopwoning hebt, moet je Onroerendzaakbelasting (ozb) aan de gemeente betalen.
De OZB is een percentage van de WOZ-waarde van je woning.
Formule : waarde van de woning x percentage ozb
Slide 12 - Slide
OZB berekenen
Voorbeeld 1
Een huis heeft een WOZ-waarde van € 350.000,-.
Per € 10.000 betaal je € 5,- aan Onroerende Zaak Belasting. Hoeveel OZB betaal je per jaar?
Reken uit en schrijf je berekening op
timer
3:00
Slide 13 - Slide
OZB berekenen
Voorbeeld 1
Een huis heeft een WOZ-waarde van € 350.000,-.
Per € 10.000 betaal je € 5,- aan Onroerende Zaak Belasting.
Als er staat : per 10.000 betaal je € 5,- dan moet je het eerst door 10.000 delen!
(350000 : 10000) = 35
35 x € 5 = € 175,-
Slide 14 - Slide
OZB berekenen
Voorbeeld 2
WOZ - waarde is € 290.000
Onroerende Zaak Belasting (OZB) is 0,1507% van de WOZ waarde.
Hoeveel OZB betaal je per jaar?
Reken uit en schrijf je berekening op
timer
3:00
Slide 15 - Slide
OZB berekenen
Voorbeeld 2
WOZ - waarde is € 290.000
Onroerende Zaak Belasting (OZB) is 0,1507% van de WOZ waarde.
Formule (WOZ : 100) X percentage of
WOZ x (percentage : 100)
(€ 290.000: 100) x 0,1507 = € 437,03
of
€ 290.000 x (0,1507 : 100) = € 437,03
Slide 16 - Slide
Aan de slag
Lees de theorie van blz 50 en 51 goed door
Maak uit je boek vraag 7 t/m 11
Klaar ? Laat maar zien en dan kan je starten met het vergelijkend waren onderzoek van chips!
Slide 17 - Slide
Oefenen
Pak je boek erbij, paragraaf 2.3. Lees de theorie achter de rode stippeltjes goed door en maak dan de vragen in deze Lesson Up.
SUCCES!!!
Slide 18 - Slide
Een woning heeft een aankoopprijs van € 250.000. Om de woningmarkt te stimuleren heeft de overheid de overdrachtsbelasting verlaagd van 6% naar 2%.
Bereken het bedrag dat de koper van deze woning door deze maatregel bespaart.
A
€ 7.500
B
€ 10.000
C
€ 12.500
D
€ 15.000
Slide 19 - Quiz
Doordat meneer Terlouw op zoek is naar een woning dalen de prijzen van de woningmarkt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 20 - Quiz
Kan je "de woningmarkt" echt bezoeken?
A
Ja, dat kan elke zaterdag
B
Nee, dit is een begrip;Het totaal van alle woningen die te koop staan en de mensen die ze willen kopen
C
Alleen op afspraak
Slide 21 - Quiz
De woningmarkt is
A
een abstracte markt
B
een concrete markt
Slide 22 - Quiz
De ouders van Samantha zoeken op internet naar een niet al te dure woning. Is hier sprake van vraag of aanbod?
A
Vraag op de woningmarkt
B
Aanbod op de woningmarkt
C
Op de woningmarkt is geen vraag en aanbod
Slide 23 - Quiz
Wat is de woningmarkt ?
A
De vraag naar woningen
B
De totale vraag naar woningen en het totale aanbod van woningen
C
Het totale aanbod van woningen
D
De vraag naar woningen en het aanbod van woningen
Slide 24 - Quiz
Het aanbod op de woningmarkt stijgt. Wat betekent dat?
A
Er komen meer huizen in de verkoop
B
Er worden minder nieuwe woningen gebouwd.
C
Meer mensen willen een huis kopen.
D
Mensen blijven langer in hetzelfde huis wonen
Slide 25 - Quiz
De vraag op de woningmarkt stijgt. Wat betekent dat?
A
Meer mensen willen een huis kopen
B
Er komen meer huizen in de verkoop
C
Meer mensen blijven langer thuis wonen
D
De woningen staan langer te koop
Slide 26 - Quiz
De woningmarkt bestaat uit:
A
huurwoningen
B
koopwoningen
C
huur- en koopwoningen
D
geen van de antwoorden
Slide 27 - Quiz
De woningmarkt bestaat ALLEEN uit alle woningen die te koop staan.
A
Niet Waar
B
Waar
Slide 28 - Quiz
De WOZ-waarde van een huis is door de gemeente vastgesteld op € 190.000. Onroerende zaakbelasting (ozb) is op 0,129% van de WOZ-waarde gesteld. Dat is voor dit huis dus…
A
€ 245,-
B
€ 245,10
C
€ 246,-
D
€ 246,10
Slide 29 - Quiz
Als je een koopwoning hebt moet je ozb betalen. Wat betekent deze afkorting?
A
onroerende zaakbelasting
B
onroerende ziekenbelasting
C
onroerende zakenbedrag
D
ongelukken zaakbedrag
Slide 30 - Quiz
Wat is geen gemeentelijke heffing ?
A
huursubsidie
B
rioolbelasting
C
afvalstoffenheffing
D
onroerende zaakbelasting
Slide 31 - Quiz
De belangrijkste gemeentelijke belasting, de onroerend zaakbelasting, wordt berekend op basis van de waarde van koopwoningen. Welke zin over de ozb is juist?
A
Bij ozb past men het draagkrachtbeginsel toe. Alleen mensen die een huurwoning hebben, betalen deze belasting.
B
Bij ozb past men het draagkrachtbeginsel toe. Hoe groter de waarde van je huis, hoe meer belasting je betaalt.
C
Bij de ozb past ment het profijtbeginsel toe. Huiseigenaren gebruiken immers meer gemeentelijke voorzieningen dan huurders.
D
Bij de ozb past men het profijtbeginsel toe. Zowel huiseigenaren als huurder moeten deze belasting betalen.
Slide 32 - Quiz
Hoe heten de twee soorten huurwoningen in Nederland?
A
Speciale huur
B
Vrije-sector
C
Sociale huur
D
Open-sector
Slide 33 - Quiz
Wat is het voordeel van het huren van in de sociale sector?
A
Je mag zelf je huis kiezen.
B
Je krijgt huursubsidie.
C
Je krijgt een woning die je kunt betalen.
D
Je mag deze woning zelf verbouwen.
Slide 34 - Quiz
Woningen met een lage huur, noem je
A
Vrije sector woningen
B
Lage huur woningen
C
Sociale huurwoningen
D
B- woningen
Slide 35 - Quiz
De woningmarkt bestaat uit
A
hypothecaire leningen en huizen.
B
huur- en koopwoningen.
C
sociale huurwoningen.
D
geen van allemaal.
Slide 36 - Quiz
De huurprijs van een woning is 650 euro per maand. Welke huurvorm is dit?