Les 4: Rekenen met verhoudingen - deel 1a

Wat heb je nodig?
Laptop met geluid of oortjes
Schrift en etui
(pen, potlood, geodriehoek)
1 / 20
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat heb je nodig?
Laptop met geluid of oortjes
Schrift en etui
(pen, potlood, geodriehoek)

Slide 1 - Slide

Les 4: Verhoudingen 1
Leerdoelen:
Ik kan verhoudingen vereenvoudigen.
Ik kan rekenen met een evenredig verband.
Ik kan een tabel en grafiek maken bij een evenredig verband. 

Slide 2 - Slide

2

Slide 3 - Video

00:52
Hoeveel cupcakes kun je maken
met 6 eieren?

Slide 4 - Open question

01:39
Hoeveel cupcakes kan
Tobias maken?

Slide 5 - Open question

Afspraken

  • Je mag alleen vermenigvuldigen en delen in een verhoudingstabel.
  • In een verhoudingstabel doe je boven en onder hetzelfde. 
  • Verhoudingen vereenvoudig je zo ver mogelijk.
  • 3 : 2 spreek je uit als 'drie staat tot twee'.  
kleinste verhoudingen

Slide 6 - Slide

Welke tabellen zijn verhoudingstabellen?
A
tabel 1 en 3
B
tabel 2 en 3
C
tabel 2, 3 en 4
D
tabel 2 en 4

Slide 7 - Quiz

Schrijf de verhouding op van 12 en 24
Noteer als 'getal : getal' vb 2 : 3

Slide 8 - Open question

Schrijf de verhouding op van 32 en 40
Noteer als 'getal : getal'

Slide 9 - Open question

Schrijf de verhouding op van 7,5 en 2,5
Noteer als 'getal : getal'

Slide 10 - Open question

Deze verhoudingstabel is van een recept voor oliebollen. Als ik 600 gram bloem heb, hoeveel gram rozijnen heb ik dan nodig?

Slide 11 - Open question

Mevrouw Scherperboer krijgt bezoek.
Zij kookt rijst en heeft daar 15 kopjes water voor nodig.
Hoeveel mensen komen er op bezoek?
Maak een berekening in je schrift. Gebruik daarin een
verhoudingstabel. Maak een foto daarvan en upload deze.

Slide 12 - Open question

2

Slide 13 - Video

01:18
hoeveel kosten 30 broodjes?

Slide 14 - Open question

01:33
Hoeveel kost 1 broodje?

Slide 15 - Open question

Waarom hoort
deze grafiek bij een
evenredig verband?
A
Begint in oorsprong
B
Is een rechte lijn
C
Als de minuten verdubbelen, verdubbelt afstand ook
D
alle antwoorden zijn correct

Slide 16 - Quiz

In welke van deze situaties gaat het om een evenredig verband?
A
Aantal Engelse ponden dat je krijgt voor een bedrag in euro's
B
Aantal flessen dat een vulmachine vult en de tijd
C
De dikte van een stapel A4'tjes en het aantal A4'tjes
D
het aantal uur dat je wandelt en de snelheid

Slide 17 - Quiz

Voor het babysitten krijgt Karlijn 3,50 euro
per uur. Neem in je schrift de tabel over
en teken de grafiek. Maak daar een foto
van en upload deze hier.

Slide 18 - Open question

Bij de vorige tabel en grafiek hoort een woordformule.
Neem over en vul in:
bedrag in euro's = ..... x aantal uren

Slide 19 - Open question

Afsluiting:
Noem minimaal 1 kenmerk van een evenredig verband.

Slide 20 - Open question