Creatief schrijven

KERSTMIS EN NIEUWJAAR

CREATIEF SCHRIJVEN - EEN KORTVERHAAL OVER KERST EN/ OF NIEUWJAAR
1 / 17
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

KERSTMIS EN NIEUWJAAR

CREATIEF SCHRIJVEN - EEN KORTVERHAAL OVER KERST EN/ OF NIEUWJAAR

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

KERSTMIS EN NIEUWJAAR

Wat weten we hier over?
Laten we samen eens overleggen.

Slide 3 - Slide

Hoe bouw je een goed verhaal op?

1. Ontwikkel een karakter
2. Schrijf een plot
3. Schrijf je verhaal uit 

Slide 4 - Slide

1. Karakterontwikkeling
primaire karakters ( hoofdrolspelers - vb. jezelf bij een autobiografie, een verhaal over jezelf)

secundaire karakters (enkel belangrijkste zaken uitschrijven - vb. je oom op het kerstfeest)

 tertiaire karakters (krijgen meestal geen naam, worden genoemd naar hun taak - vb. de verkoper op de kerstmarkt)

Slide 5 - Slide

Enkele tips bij karakterontwikkeling
1. Zorg dat lezers zich herkennen in je karakter(s).
2. Laat karakters zich ontwikkelen in het verhaal.
3. Geef je karakters een uniek kenmerk (of een ruig randje).
4. Schrijf vanuit de ik-vorm.

Slide 6 - Slide

Primair
Secundair
Tertiair
Sleep de kenmerken naar de juiste karaktervormen
enkel belangrijkste zaken uitschrijven
hoofdrolspelers
krijgen meestal geen naam
je oom op het kerstfeest bij een autobiografie
de verkoper op de kerstmarkt
jezelf bij een autobiografie

Slide 7 - Drag question

Denk eens na over een interessant karakter voor een verhaal rond het thema Kerst en/of Nieuwjaar. Over welke kenmerken moet het karakter bezitten?

Slide 8 - Open question

Een plot schrijven
Plot = kapstok (structuur) waar je je verhaal aan ophangt
Drie fasen:
1. Beschrijf je plot in één zin (= 'logline') 
2. Werk je plot uit in vijf of meer verhaalstappen (scènes)
3. Werk je scènes uit tot een verhaal (schrijf en herschrijf)

Slide 9 - Slide

Een 'logline'
'Logline' = beschrijving van een plot in één zin.

voorbeeld: 'Op 25 december zaten mijn familie en ik gezellig rond de kersttafel toen bij het ontkurken van de champagne de kurkstop in het oog van mijn oom terechtkwam.'

Slide 10 - Slide

Hoe schrijf je een plot?
5 of meer stappen

In iedere stap beschrijf je de scène in steekwoorden (belangrijke woorden waarmee je het onderwerp van je tekst aanduid), de betrokken karakters en de manier waarop ze reageren op gebeurtenissen in de scène. 

Slide 11 - Slide

Werk je plot uit in 5 of meer stappen
(1) anticipatiefase (vooruitblikken) - vb. 'Ik nam direct mijn jas en mijn autosleutels, klaar om te vertrekken richting de spoedafdeling van het ziekenhuis'

(2) droomfase (het avontuur begint, de hoofdrolspeler voelt zich onoverwinnelijk) - vb. 'Samen met mijn oom vertrok ik richting het ziekenhuis. Alles komt in orde zei ik tegen mezelf, zittend aan het stuur van mijn wagen'

(3) frustratiefase (hoofdrolspeler komt iets tegen, waardoor hij zich niet meer onoverwinnelijk voelt) - vb. 'De auto sputterde plots en ik zag een rookpluim opduiken vanonder de motorkap. Dit kan toch niet waar zijn dat we nu autopech hebben dacht ik bij mezelf.'




Slide 12 - Slide

Werk je plot uit in 5 of meer stappen
(4) nachtmerriefase (hoogtepunt of climax, waar alle hoop lijkt verloren te zijn voor je personage) 
- vb. 'Eindelijk, daar zijn de personen van de pechverhelping dacht ik, toen ik de bestelwagen zag naderen. Echter toen de bestelwagen dichter kwam zag ik drie gemaskerde mannen zitten '.

(5) ontknoping (goed of slecht einde van het verhaal)
-vb. 'Gelukkig had mijn oom een zwarte gordel in taekwando.  Ondanks zijn beperkt zicht, schakelde hij de bandieten uit met slechts enkele gerichte stoten.'




Slide 13 - Slide

Schrijf je verhaal
Verbind de scènes met elkaar
Schrijf en herschrijf

Slide 14 - Slide

'Een logline is ...'
A
een ander woord voor plot
B
één zin waarmee je jouw plot beschrijft
C
een ander woord voor scène
D
één zin waarmee je jouw scène beschrijft

Slide 15 - Quiz

Denk eens na over een interessant plot voor een verhaal rond Kerstmis en/of Nieuwjaar. Hoeveel stappen zijn er? Benoem en beschrijf ze zeer kort.

Slide 16 - Open question

Nu gaan we zelf aan de slag

Slide 17 - Slide