Herhaling H 1-11

Herhaling BPR
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Herhaling BPR

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Het burgerlijk procesrecht is hier van toepassing
A
Jan moet voorkomen omdat hij in zijn auto door rood licht is gereden
B
de nieuwe laptop van Ans is kapot. Ans vordert in een procedure tegen de verkoper een nieuwe laptop
C
de gemeente weigert de vergunning voor de kermis. De kermis tekent bezwaar aan
D
Femke krijgt een boete omdat zij tijdens het fietsen haar mobiele telefoon gebruikt

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Hoe wordt het procesrecht ook wel genoemd?
A
formeel recht
B
materieel recht
C
objectief recht
D
subjectief recht

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Welke 2 partijen heb je bij de dagvaardingsprocedure?
A
Eiser en verweerder
B
Verzoeker en verweerder
C
Eiser en gedaagde
D
Verzoeker en gedaagde

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat komt er na de dagvaarding?
A
Conclusie van repliek
B
Conclusie van dupliek
C
Comparitie
D
Conclusie van antwoord

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn de ambtelijke taken van een gerechtsdeurwaarder? Meerdere antwoorden zijn goed
A
Betekenen van exploten
B
Ten uitvoer leggen rechterlijke uitspraken
C
Conservatoir beslag leggen
D
Optreden als gemachtigde

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet het stuk waarmee de wederpartij verweer voert in een verzoekschriftprocedure?
A
Conclusie van verweer
B
Conclusie van repliek
C
Conclusie van dupliek
D
Verweerschrift

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de 'rol'?

Slide 8 - Mind map

het register van burgerlijke zaken dat bij elke gerecht door de griffier wordt bijgehouden

De regels voor absolute competentie geven aan

A
welke rechtbank bevoegd is
B
hoeveel griffierecht partijen moeten betalen
C
in welke plaats de procedure wordt gevoerd
D
welke rechterlijke instantie bevoegd is

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Hoe wordt een spoedprocedure ook genoemd?
A
Een zaak bij eerste aanleg
B
De bodemprocedure
C
Een kort geding
D
Een standaard procedure

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Welke regel geldt in een dagvaardingsprocedure wat betreft de relatieve competentie?
A
woonplaats eiser
B
woonplaats gedaagde
C
alle rechtbanken zijn bevoegd

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Een eis in reconventie is
A
een tegeneis van de gedaagde
B
een tegeneis van de eiser
C
het verweer van de gedaagde
D
het verweer van de eiser

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat houdt het verschoningsrecht in?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

De rechter gelast een comparitie van partijen. Middels welk vonnis doet de rechter dit?
A
een eindvonnis
B
een tussenvonnis
C
een arrest
D
een beschikking

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wie brengt griffierechten in rekening?
A
De advocaat
B
De deurwaarder
C
De rechtbank
D
De officier van justitie

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Otto en Ahmed hebben afgesproken dat Otto zijn auto verkoopt voor 1500 euro, levering binnen 3 dagen na betaling. Otto levert niet. De afspraken zijn op papier vastgelegd. Ahmed gaat procederen en wil de overeenkomst inbrengen. Hoe noem je dergelijk bewijsmiddel?
A
Een getuige
B
Een deskundige
C
Een onderhandse akte
D
Een authentieke akte

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Welke alternatieve vorm van geschillenbeslechting is in de wet vastgelegd
A
Bindend advies
B
Ronde Tafelgesprek
C
Arbitrage
D
Mediation

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Welke bewijskracht heeft een notariële akte?
A
vrije bewijskracht
B
dwingende bewijskracht tussen partijen
C
dwingende bewijskracht tegen iedereen

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Is de regeling van de absolute en relatieve competentie bij een verzoekschriftprocedure anders dan bij een dagvaardingsprocedure?
A
Ja, de regeling van de absolute competentie is hetzelfde, de regeling van de relatieve competentie wijkt af.
B
Ja, de regeling van de absolute competentie wijkt af, de regeling van de relatieve competentie is hetzelfde.
C
Ja, zowel de regeling van de absolute competentie als de regeling van de relatieve competentie wijkt af.
D
Nee, deze zijn precies hetzelfde.

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Hoe moeten eiser en gedaagde bij een kort geding voor de voorzieningenrechter verschijnen?
A
Beiden moeten zich door een advocaat laten vertegenwoordigen.
B
Beiden mogen zowel in persoon als bij advocaat verschijnen.
C
De eiser kan in persoon of bij advocaat verschijnen; de gedaagde moet via zijn advocaat in het geding verschijnen.
D
De eiser moet via zijn advocaat in het geding verschijnen; de gedaagde kan in persoon of bij advocaat in het geding verschijnen.

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Hoe wordt een rechterlijke plaatsopneming genoemd?
A
descente
B
deskundigenbericht
C
grosse
D
dageraad

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Hoe wordt een vonnis genoemd dat niet meer dan een vaststelling van een rechtstoestand of rechtsverhouding bevat?
A
condemnatoir vonnis
B
constitutief vonnis
C
declaratoir vonnis
D
interlocutoir vonnis

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions