Lenen (2.3)

Lenen - 2.3
1 / 37
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lenen - 2.3

Slide 1 - Slide

2 minuten nadat de les begint...


  • telefoon in je tas
  • Ipad --> inloggen lesson-up, 
  • boek en pen op tafel
  • Stil en aandacht bij docent
timer
2:00

Slide 2 - Slide

Stilte werktijd (ZS10)
Wat ga je doen?
-Nakijken opgaven.
-Welke vragen had je fout? Snap je ze nu?
-Starten tegeltjes Verzekeren (2.4).

Heb jij alle tegeltjes Geld, Sparen en
Lenen (2.1 t/m 2.3) allemaal afgewerkt?

timer
10:00

Slide 3 - Slide

Deze les
1. Doelen van deze les
2. Klassikale bespreking
3. Stiltekwartier
4. Werken
5. Afsluiting
2 minuten
15 minuten
15 minuten
20 minuten
5 minuten
±
±
±
±

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Het verschil tussen
sparen en lenen is ......
A
Sparen geld kost
B
Lenen geld kost
C
Bij sparen geef je geld uit, bij lenen niet.
D
Bij lenen los je niets af, bij sparen wel.

Slide 6 - Quiz

Waarom lenen mensen geld?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Wat is aflossen?
A
Een manier om te kunnen werken
B
Je kunt er een huis mee huren
C
Bewaren van een deel van je inkomsten
D
Terugbetalen van geleend geld

Slide 11 - Quiz

Wat is rente?
A
Een vergoeding omdat je geld van de bank leent
B
Een extra lening
C
Meer geld dat je ter beschikking hebt
D
Een bedrag dat je moet aflossen

Slide 12 - Quiz

Je leent € 200. In totaal betaal je € 215 terug voor deze lening.
a) Welk bedrag betaal je als aflossing?
b) Welk bedrag betaal je als rente?
c) Hoeveel procent rente betaal je over het geleende bedrag?

Slide 13 - Open question

Wat ga je doen:
-Maken opdrachten 32 t/m 43 van §2.3 (Pincode online)
-Maken rekenenopdracht 8 t/m 16 (Pincode online)

Slide 14 - Slide

Wat heb je geleerd...
Je weet welke redenen je kunt hebben om geld te lenen.
Je weet hoe een lening werkt.
Je kunt de kosten van een lening berekenen.
Je kunt een percentage berekenen.
H2: Jij en je geld

2.3 Waarom zou je lenen?

Slide 15 - Slide

Doelen van deze les
Na deze les kun je:
  • leenmotieven noemen.
  • de kosten van een lening berekenen
  • uitleggen dat er beperkingen zijn aan bedragen die je kunt lenen
  • de verschillen tussen de meest voorkomende leenvormen uitleggen
  • verschillende hypotheekvormen noemen

Slide 16 - Slide

Lenen

Slide 17 - Mind map

Leenmotieven
Geld tekort / Geld nu nodig
Aanschaf duurzaam consumptiegoed
Aanschaf huis

Slide 18 - Slide

Aflossing & Kredietkosten
  • Aflossing = terugbetaling lening (geen kosten)
  • Kredietkosten = alle kosten van de lening
  • Termijnen = afgesproken periode waarin een deel van de lening + rente wordt betaald
  • Formule: Kredietkosten = (aantal termijnen x termijnbedrag) - lening

Slide 19 - Slide

Je leent € 5.500 en betaalt terug in maandelijkse termijnen van € 100. De looptijd van de lening is 5 jaar. Wat zijn de kredietkosten?

Slide 20 - Open question

Risico's bij lenen
  • Risico = kans op schade of verlies
  • Belangrijk risico bij lenen: waarde aankoop vermindert sneller dan dat je aflost
  • Belangrijk risico bij uitlenen: degene die leent kan niet aflossen

Slide 21 - Slide

Hoeveel kun je lenen?
Dat hangt af van:
  • Verdiencapaciteit
  • Andere leningen (BKR)
  • Hoogte rente

Slide 22 - Slide

Consumptief krediet
  • Persoonlijke lening
  • Doorlopend krediet
  • Rekening-courantkrediet

  • Koop op afbetaling
  • Huurkoop

Slide 23 - Slide

Hypothecaire leningen
  • Lening met een onderpand
Lineaire hypotheek
Annuïteitenhypotheek

Slide 24 - Slide

Wat is geen leenmotief?
A
Lenen voor de aanschaf van een duurzaam consumptiegoed
B
Lenen voor een tijdelijke geldtekort
C
Lenen uit voorzorg
D
Lenen voor de aanschaf van een huis

Slide 25 - Quiz

Je leent € 2.000 en betaalt in maandelijkse termijnen van € 95. De looptijd van de lening is 2 jaar. Wat zijn de kredietkosten gemiddeld per jaar?
A
€ 280
B
€ 200
C
€ 100
D
€ 140

Slide 26 - Quiz

Waarvan hangt de hoogte van je lening niet af?
A
Andere leningen
B
Leeftijd
C
Hoogte rente
D
Verdiencapaciteit

Slide 27 - Quiz

Bij welke vorm van consumptief krediet kun je rood staan?
A
Persoonlijke lening
B
Doorlopend krediet
C
Rekening-courantkrediet
D
Koop op afbetaling

Slide 28 - Quiz

Bij welke hypotheekvorm los je een steeds groter bedrag af?
A
Lineaire hypotheek
B
Annuïteitenhypotheek

Slide 29 - Quiz

Wat is de formule om rente (%) te berekenen?
100
X
deel
-----
geheel

Slide 30 - Drag question

Deze les
1. Doelen van deze les
2. Klassikale bespreking
3. Stiltekwartier
4. Werken
5. Afsluiting

Slide 31 - Slide

Deze les
1. Doelen van deze les
2. Klassikale bespreking
3. Stiltekwartier
4. Werken
5. Afsluiting

Slide 32 - Slide

Deze les
1. Doelen van deze les
2. Klassikale bespreking
3. Stiltekwartier
4. Werken
5. Afsluiting

Slide 33 - Slide

Stiltekwartier
Werk volgens de studiewijzer
timer
15:00

Slide 34 - Slide

Deze les
1. Doelen van deze les
2. Klassikale bespreking
3. Stiltekwartier
4. Werken
5. Afsluiting

Slide 35 - Slide

Werken
Werk volgens de studiewijzer

Slide 36 - Slide

Deze les
1. Doelen van deze les
2. Klassikale bespreking
3. Stiltekwartier
4. Toepassing
5. Afsluiting

Slide 37 - Slide