KB-KG Les 1 - 10 sept 18 ( week 37)

Kunstbeschouwing
1 / 10
next
Slide 1: Slide
TekenenMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Kunstbeschouwing

Slide 1 - Slide

FRONTAAL



Recht van voren gezien.

Slide 2 - Slide

BETEKENIS

Wat de kunstenaar met het schilderij bedoelt.


De betekenis van een schilderij kan anders zijn dan de kijker vermoedt.

Slide 3 - Slide

NAAR DE WAARNEMING

Een kunstwerk gemaakt naar aanleiding van een aanwezig en zichtbaar voorwerp.


Dat wat de kunstenaar heeft gezien, herken je als toeschouwer.

Slide 4 - Slide

VOORSTELLING en VORMGEVING
Let er bij de vraagstelling op of gevraagd wordt naar aspecten van de voorstelling of aspecten van vormgeving.
De voorstelling betreft alles wat er te zien is.
De vormgeving betreft hoe het een en ander (bijvoorbeeld de voorstelling) zichtbaar is gemaakt.

Slide 5 - Slide

NAAR DE VERBEELDING
Een kunstwerk gemaakt naar aanleiding van iets wat niet (meer) zichtbaar is.

Slide 6 - Slide



Pieter
Bruegel: Boerendans (1567)



Slide 7 - Slide


Vraag 1
Op dit schilderij van Pieter Bruegel is het
een vrolijke bedoening. Noem 3 aspecten van de voorstelling die deze
vrolijkheid ondersteunen.

Vraag 2

Op dit schilderij van Pieter Bruegel is het een vrolijke bedoening. Noem 3 aspecten van de vormgeving die deze vrolijkheid ondersteunen.



Vragen bij Boerendans  -   Pieter Breugel

Slide 8 - Slide

MOGELIJKE ANTWOORDEN
Vraag 1
Ò  De boeren dansen
Ò  Er wordt muziek gemaakt
Ò  Aan tafel wordt flink gedronken
Ò  Er hangt een vlag uit een van de huizen
Ò  Er zijn veel mensen afgebeeld, met andere woorden: het is een gezellige  drukte..


Vraag 2

Ò  De compositie is door de vele diagonale richtingen dynamisch of levendig

Ò  er zijn veel felle of onverzadigde en vrolijke kleuren gebruikt

Ò  er staan veel mensen op het schilderij: dat veroorzaakt een drukke en levendige vlakverdeling.

Slide 9 - Slide

Ò  Over vragen naar de voorstelling zullen we het verder niet hebben.

Ò   In de vragen naar vormgeving worden verschillende formuleringen gebruikt.

Hieronder twee mogelijke varianten van vraag 2 over het schilderij van Pieter Bruegel:


Ò  Variant vraag 2

     Op dit schilderij van Pieter Bruegel is het een vrolijke bedoening.

    Hoe heeft de schilder deze vrolijkheid beeldend versterkt.


Ò Variant vraag 2

    Op dit schilderij van Pieter Bruegel is het een vrolijke bedoening.

    Noem, aan de hand van twee beeldaspecten hoe Bruegel deze vrolijkheid heeft versterkt.

 

Ò  In de eerste variant verwijst het woord beeldend naar vormgeving

Ò  In de tweede variant verwijst het woord beeldaspecten naar vormgeving. De juiste manier van
     antwoorden op de tweede variant, komt later aan bod.

Slide 10 - Slide