7.10 Spelling

Welkom 
Nederlands

Je legt klaar:

-lesboek
-schrift + pen
-laptop (dicht)
-leesboek
timer
3:00
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Welkom 
Nederlands

Je legt klaar:

-lesboek
-schrift + pen
-laptop (dicht)
-leesboek
timer
3:00

Slide 1 - Slide

Lesprogramma
*Lezen;
*Nieuwe uitleg: werkwoordspelling Engelse werkwoorden;
*Oefenen met quiz;
*Zelfstandig werken.
*Afsluiting.

Slide 2 - Slide

Lezen

#boekpraat
Wat is de titel van je leesboek?
Wie is de hoofdpersoon?
Beschrijf deze eens?
timer
8:00

Slide 3 - Slide

Resultaat 0-meting w.w. spelling
Aandachtspunt opdrachten: onvoltooide tijd !
Een handeling is nog aan de gang op dit moment.

Balend ging ik naar school. --> Je baalt nu nog.
Genietend sabbelde ze op haar lolly. --> Ze geniet nu nog.

Slide 4 - Slide

Spelling werkwoorden verleden tijd !

Slide 5 - Slide

Engelse werkwoorden

Leerdoel: Wij leren Engelse werkwoorden op de juiste manier spellen.


Filmpje

Theorie

Quiz

Aan de slag

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Welke werkwoordspellingsregels gebruik je bij Engelse werkwoorden?
A
De 'normale' Nederlandse
B
De Engelse

Slide 9 - Quiz

Engelse werkwoorden

Ik heb jaren als webdesigner (freelancen)
A
gefreelancet
B
gefreelanct
C
gefreelanced
D
gefreelancd

Slide 10 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Wij hebben (basketballen)
A
gebasketballd
B
gebasketbald

Slide 11 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (racen-vt)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 12 - Quiz

Engelse werkwoorden

Jij (stressen-tt)
A
stresst
B
strest
C
stresd
D
stressd

Slide 13 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 14 - Quiz

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:

A
Hij heeft de hele dag gegamed.
B
Hij heeft de hele dag gegamet.
C
Hij heeft de hele dag gegamt.
D
Hij heeft de hele dag gegamd.

Slide 15 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Zij hebben (volleyballen)
A
gevolleybald
B
gevolleyballd

Slide 16 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Wij hebben (paintballen)
A
gepaintbald
B
gepaintballd

Slide 17 - Quiz

Engelse werkwoorden
Hij heeft de bal over het net (smashen).
A
gesmasht
B
gesmashed
C
gesmashet
D
gesmashd

Slide 18 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (timen - vt)
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 19 - Quiz

Engelse werkwoorden

Jij (deleten-tt)
A
deletet
B
delet
C
deletete
D
delete

Slide 20 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (barbecueën-vt)
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 21 - Quiz

Welk Engels werkwoord is correct gespeld?
A
Hij racet naar huis.
B
Ik downloadt die file wel even voor je?
C
Hij heeft de overwinning geclaimt.
D
Zij flirte met hem.

Slide 22 - Quiz

Zelfstandig werken
Je werkt in je lesboek + schrift of je werkt online.
Cursus 7 Spelling
TH: $10 Engelse werkwoorden, blz. 240, opdracht 1 t/m 5
KGT: $11 Voltooid deelwoord, blz. 238, opdracht 1 t/m 5
BK: $9 herhaling 1bk, opdracht 1 t/m 3 (alleen online te maken)
timer
10:00

Slide 23 - Slide

Nabespreking
*Heb je je leerdoelen gehaald?
*Huiswerk som.

Slide 24 - Slide