H8 Alleen vragen

Een goede gezondheid van de bevolking is welvaart in
A
ruime zin
B
enge zin
1 / 29
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Een goede gezondheid van de bevolking is welvaart in
A
ruime zin
B
enge zin

Slide 1 - Quiz

Als er economische groei is dan
A
daalt het BBP
B
stijgt het BBP
C
Blijft het BBP hetzelfde

Slide 2 - Quiz

Waar staat BBP voor?

Slide 3 - Open question

Koppel de juiste beloning aan de productiefactoren.
Natuur
Arbeid
Kapitaal
Onder-nemer-
schap
SALARIS
RENTE
WINST
PACHT

Slide 4 - Drag question

In welke productiesector hoort een meubelmaker
A
agrarische
B
industriële
C
dienstverlenende

Slide 5 - Quiz

Tot welke productie sector behoort
Het Bonhoeffer college in Enschede?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 6 - Quiz

Er zijn 4 productiefactoren, welk antwoord is geen productiefactor?
A
Natuur
B
Werk
C
Arbeid
D
Kapitaal

Slide 7 - Quiz

Welke van de productiesectoren zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 8 - Quiz

De armste helft van de wereldbevolking heeft net zo veel geld als ... rijkste mensen
A
8
B
800
C
80.000
D
8.000.000

Slide 9 - Quiz

Wat is een economische conjunctuur?
A
Schommelingen van de economie die bepalen of het goed/slecht gaat
B
Alles dat met de economie te maken heeft
C
Hoeveelheid werkloosheid er in een land is
D
Lange termijn vooruitzichten van de economie

Slide 10 - Quiz

De ... werkloosheid is op korte termijn op te lossen.
A
conjuncturele
B
structurele

Slide 11 - Quiz

Waardoor ontstaat er structurele werkloosheid?
A
Doordat Lammert de baan van Eelco overneemt
B
Doordat een machine je baan overneemt
C
Doordat werk naar lage loon landen word verplaatst
D
Doordat de winter is begonnen

Slide 12 - Quiz


De gemiddelde productiegroei
noem je: ...
A
De structuur.
B
De trend.
C
De conjunctuur.
D
De recessie.

Slide 13 - Quiz

Voorbeeld van een structurele uitgave van de overheid is:
A
aanleg snelweg
B
extra uitgaven wegens corona
C
betalen van lonen aan ambtenaren

Slide 14 - Quiz

Arbeidsproductiviteit is....
A
Snel je werk doen
B
Productie gedaan door arbeiders
C
De productie per werkende per tijdseenheid
D
De optimale taakverdeling

Slide 15 - Quiz

Arbeidsproductiviteit is .....
A
het aantal producten dat de werknemers van een fabriek maken
B
het aantal producten dat een fabriek maakt
C
het aantal producten dat gemaakt wordt
D
het aantal producten dat een werknemer kan maken in een bepaalde tijd

Slide 16 - Quiz

Door de zelfscankassa's zijn er steeds minder caissières nodig. Hierdoor ontstaat...
A
seizoenswerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
frictiewerkloosheid
D
conjuncturele werkloosheid

Slide 17 - Quiz

Waardoor ontstaat er structurele werkloosheid?
A
Doordat Lammert de baan van Eelco overneemt
B
Doordat een machine je baan overneemt
C
Doordat werk naar lage loon landen word verplaatst
D
Doordat de winter is begonnen

Slide 18 - Quiz

Welke werkloosheid is niet tijdelijk?
A
conjuncturele werkloosheid
B
structurele werkloosheid

Slide 19 - Quiz

Op bladzijde 241 wordt gesproken over de stijging van CAO lonen.
Over welk loon spreken we hier?
A
Nominaal
B
Reel
C
Conjunctureel
D
Smurf

Slide 20 - Quiz

Daan en Mees werken allebei in de winkel bij DIRK. Daan verwerkt 12 rolcontainers per dag (8 uur). Mees werkt 3 uur en verwerkt 4 rolcontainers.
Bereken hoeveel rolcontainers Daan en Mees per uur verwerken.
A
Daan 1,5 en Mees 0,75
B
Daan 0,66 en Mees 1,33
C
Daan 0,66 en Mees 0,75
D
Daan 1,5 en Mees 1,33

Slide 21 - Quiz

Daan en Mees werken allebei in de winkel bij DIRK. Daan verwerkt 12 rolcontainers per dag (8 uur). Mees werkt 3 uur en verwerkt 4 rolcontainers.
Wie heeft de hoogste arbeidsproductiviteit?
A
Daan want hij doet 1,5 container per uur
B
Mees want hij doet 0,75 container per uur

Slide 22 - Quiz

In een spellen fabriek maakt iedereen het spel van A tot Z. Dan besluit de directie het werk te verdelen.
Wat gebeurt er met de arbeidsproductiviteit ?

A
die blijft hetzelfde, dezelfde werknemers blijven de spellen maken
B
die gaat omhoog, iedere werknemer specialiseert zich in zijn onderdeel
C
die gaat omlaag, de werknemers moeten meer overleggen
D
daar valt niets over te zeggen

Slide 23 - Quiz

Is de huidige economische crisis conjunctureel of structureel?
A
conjunctureel
B
structureel

Slide 24 - Quiz

Van een land zijn de volgende gegevens
m.b.t. het BBP bekend:
Hoeveel is het nominale economische
groei in 2015 geweest?

Slide 25 - Open question

Wat is géén verschijnsel bij hoogconjunctuur?
A
Hoge bestedingen
B
Lage werkeloosheid
C
Laag aantal AOW-ers
D
Hoge productiegraad

Slide 26 - Quiz

Door de coronapandemie stijgt de werkloosheid. Is deze werkloosheid passend bij structurele of conjuncturele werkloosheid?
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Structurele werkloosheid

Slide 27 - Quiz

Hoe ontstaat structurele werkloosheid nog meer?
A
moderne technieken met minder personeel
B
economische crisis

Slide 28 - Quiz

Door kledingzaken in de stad hebben nauwelijks omzet als gevolg van de corona crises. Hierdoor worden veel medewerkers ontslagen.
Van welke vorm van werkeloosheid is hier sprake ?

A
dit is structurele werkeloosheid. Ook al worden de regels versoepeld mensen gaan niet meer shoppen vanwege de social distancing
B
dit is conjuncturele werkeloosheid want als de regels versoepelen gaan mensen weer shoppen
C
dit is structurele werkeloosheid. Mensen zijn gewend hun kleding online te kopen, gaan niet winkelen
D
een mix van beide, een deel personeel verdwijnt en een deel blijft.

Slide 29 - Quiz