We gebruiken magneten voor heel veel toepassingen: van de dynamo op je fiets tot de kookplaat in je keuken.
Magneten hebben een noordpool en een zuidpool, deze trekken elkaar aan. Om het magnetisch veld rondom een magneet aan te duiden gebruiken we veldlijnen
Slide 2 - Slide
9.1: Magnetisme
Als je stroom door een spoel laat lopen dan wordt deze zelf een magneet. De kracht van het magnetisch veld wordt bepaald door het aantal windingen van de spoel, de stroomsterkte en of er een ijzeren kern in zit.
Kennen: Hoe werkt een relais en hoe werkt een reedcontact
Slide 3 - Slide
9.2: Elektriciteit maken
Wat moet je weten: Hoe werkt een dynamo en hoe werkt een speaker. Er staan hier filmpjes over in de LessonUp van 9.2.
Slide 4 - Slide
9.3: De transformator
Transformatoren gebruiken we om spanning te verhogen of verlagen. Voorbeeld: in je telefoonlader zit een transformator zodat je telefoon onder 230 V komt te staan maar 6 V.
Een transformator bestaat uit 2 spoelen:
de primaire en de secundaire
Slide 5 - Slide
Spanning of windingen uitrekenen
Als je drie van de vier dingen weet dan kan je een
onbekende uitrekenen. Bijvoorbeeld het aantal
windingen in de secundaire spoel.
Np: aantal windingen in de primaire spoel
Ns: aantal windingen in de secundaire spoel
Up: de primaire spanning (in V)
Us: de secundaire spanning (in V)
Slide 6 - Slide
Omrekenen?
Kijk eens naar het volgende rekenvoorbeeld:
Als B gevraagd wordt, en je weet A, C en D, hoe krijg je B dan berekend? Je gaat dan kruislings vermenigvuldigen. Dat ziet er zo uit: A*D = B*C.
Vervolgens kan je A*D weer delen door C, dan heb je B 'los'
Slide 7 - Slide
Nog meer formules
We gaan er eigenlijk altijd vanuit dat we geen energieverlies hebben bij een transformator. Dat betekend dus dat het vermogen (P) van de primaire spoel en het vermogen van de secundaire spoel gelijk zijn: Pp = Ps
De formule voor vermogen: P = U * I
Dan krijg je: Up * Ip = Us * Is
Slide 8 - Slide
9.4: De stroom beïnvloeden
Je moet 4 componenten kennen (en snappen hoe ze werken): diode, batterij, transistor, condensator
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
9.5: Spelen met weerstand
De formule voor weerstand is: R = U/ I
Als je wil rekenen met weerstanden is het meestal handig om de vervangingsweerstand van meerdere componenten te berekenen.
Dit die je voor serie- en parallel-schakelingen op een andere manier.
Slide 11 - Slide
Serie
Bij een serieschakeling mag je de weerstanden bij elkaar optellen
Parallel
Bij een parallelschakeling mag je ze niet zomaar optellen, maar gebruik je een andere formule
Slide 12 - Slide
En bij serie en parallel?
Hier reken je eerst R1 en R2 samen uit met de berekening voor een parallelschakeling. Daarna gebruik je de berekening voor een serieschakeling om R1+2 en R3 samen te voegen.
Slide 13 - Slide
Toepassingen
Je moet weten wat een LDR (Light Dependent Resistor) en een NTC (Negatieve Temperatuur Coëfficient) zijn en hoe deze werken.
Bijvoorbeeld: in een koelkast zit een NTC (bron 7 blz 74 van het leerboek). Als de koelkast te warm wordt dan wordt de weerstand van de NTC lager. Die zorgt ervoor dat er meer stroom door het relais loopt en zo gaat de pomp voor koelvloeistof aan