Grammatica/spelling les 2

Grammatica/spelling les 2
Vandaag:
-Module grammatica en spelling (jou/jouw, mij/mijn)
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammatica/spelling les 2
Vandaag:
-Module grammatica en spelling (jou/jouw, mij/mijn)

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

Slide 3 - Slide

Vorige les

Woordsoorten 
(lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, telwoord, voorzetsel) 

Slide 4 - Slide

Welke onderdelen in deze module? 
-woordsoorten
-jou en jouw goed gebruiken
-als en dan goed gebruiken
-zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
-werkwoordspelling

AFRONDING IS EEN KLEIN TOETSJE

Slide 5 - Slide

Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Persoonlijk voornaamwoord
  • Verwijst naar een persoon, dier of ding.
  • Ik ga een weekend naar Londen;
  • Onze hond poept altijd buiten, omdat wij hem dat hebben aangeleerd.

Slide 8 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
  • Geeft aan van wie iets is;
  • Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.

  • Jullie kat, mijn tafel, zijn vriendin, haar plant.

Slide 9 - Slide

Persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Ga je ook naar zijn feestje? 
A
persoonlijk
B
bezittelijk

Slide 10 - Quiz

Is ‘ik’ een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
A
persoonlijk
B
bezittelijk

Slide 11 - Quiz

Persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Je hebt ons niets verteld.
  
A
persoonlijk
B
bezittelijk

Slide 12 - Quiz

Is 'ons' persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord:
Die hond is van ons
A
pers.vnw
B
bez.vnw
C
geen van beide
D
allebei

Slide 13 - Quiz

persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?

Dit boek is van haar.
haar =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 14 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Ik
Zijn
Haar
Hij
Mijn
Uw
Jij

Slide 15 - Drag question

Is het onderstreepte woord een persoonlijk of een bezittelijk voornaamwoord?
14. We overhandigen hun het cadeau

15. Jullie mogen meedoen met de show.

16. Het is zijn beurt om het antwoord te geven.

17. Zij hebben ons nieuwe huis nog niet gezien.

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
hun
Jullie
zijn
ons

Slide 16 - Drag question

Zijn dit persoonlijke of bezittelijke voornaamwoorden?
Heb je hem gisteren in onze auto zien rijden?
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
je
hem
onze

Slide 17 - Drag question

Zelfstandig werken

Ga aan de slag met het werkblad over het persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide