Gedicht H2

Gedicht H2
Figuurlijk taalgebruik

1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Gedicht H2
Figuurlijk taalgebruik

Slide 1 - Slide

Van H1:
Een gedicht begrijp je meestal meteen
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Van H1:
Soms rijmen de woorden in een gedicht
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Van H1:
Woorden hebben in een gedicht altijd maar één betekenis
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Gedicht H2
Soms kun je woorden op twee manieren gebruiken: 
letterlijk en figuurlijk

Letterlijk: De kapper zit met zijn handen in mijn haar.
Figuurlijk: Ik zit met mijn handen in het haar.

Slide 5 - Slide

Gedicht H2
Figuurlijk taalgebruik zie je bijv. in spreekwoorden, uitdrukking en gezegdes:

- Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel
- De appel valt niet ver van de boom
-  Iemand aan de tand voelen

Slide 6 - Slide

Je maakt me blij met een dode mus.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 7 - Quiz

De tandarts voelde aan Marks tand.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 8 - Quiz

Zij doet alsof haar neus bloedt.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 9 - Quiz

Mirjam trekt haar schoenen aan.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 10 - Quiz

Mirjam trekt haar stoute schoenen aan.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 11 - Quiz

Huiswerk
Noteer in je agenda!

Maak van H2.2 Gedicht
opdracht 2,3,4 op blz. 80-81

Slide 12 - Slide