Spelling: Hoofdletters & leestekens

Vandaag
Terugblik vorige les
Herhaling 'leestekens'
Zelfstandig werken 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1-3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Vandaag
Terugblik vorige les
Herhaling 'leestekens'
Zelfstandig werken 

Slide 1 - Slide

Herhaling:
-Ik weet wanneer ik een punt, vraagteken, uitroepteken en komma moet gebruiken in een zin;
- Ik weet wanneer ik hoofdletters moet gebruiken. 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Leestekens zijn belangrijk!

Slide 4 - Slide

Hoofdletter
Het is belangrijk dat je weet wanneer je een hoofdletter gebruikt. Het heeft invloed op hoe begrijpelijk je tekst is.

Slide 5 - Slide

Leestekens
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.

Slide 6 - Slide

Leestekens
Een zin eindigt met een leesteken.

  • Punt (gewone zin): De deelnemers presenteren hun act.
  • Vraagteken (vraagzin): Zijn ze erg zenuwachtig?
  • Uitroepteken (uitroep): Doe je best!

Slide 7 - Slide

Komma
 De komma is een korte pauze in een zin. Zonder de komma kan een zin verkeerd geïnterpreteerd worden.

Slide 8 - Slide

Komma
 De komma is een korte pauze in een zin.
Je gebruikt een komma...
bijvoorbeeld
als je iemand aanspreekt
'Hé, wat doe jij hier?'
tussen delen van een opsomming
In de zomer ga ik fietsen, zwemmen, wandelen en raften.
voor voegwoorden als: want, maar, omdat, zoals.
In deze zin staat een komma, want er staat een voegwoord in.
tussen twee persoonsvormen
Pas toen hij dat zei, vielen de puzzelstukjes op z'n plaats.

Slide 9 - Slide

Leestekens

Slide 10 - Slide

Hoe laat begint de les vandaag!
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Slide 11 - Quiz

We rijden vandaag door Nederland, België, en Luxemburg.
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Slide 12 - Quiz

Loop naar de maan.
A
De hoofdletters en leestekens kloppen.
B
De hoofdletters en leestekens kloppen niet.

Slide 13 - Quiz

Wil je kaas, jam of hagelslag op je boterham?
A
Hoofdletters en leestekens kloppen.
B
Hoofdletters en leestekens kloppen niet.

Slide 14 - Quiz

Op Maandag hebben we een toets.

A
De hoofdletters en leestekens kloppen.
B
De hoofdletters en leestekens kloppen niet.

Slide 15 - Quiz

In Maart ben ik jarig!
A
De leestekens zijn goed gebruikt.
B
De leestekens zijn fout gebruikt.

Slide 16 - Quiz

'aanhalingstekens'
Je gebruikt aanhalingstekens bij...
bijvoorbeeld
bij citaten (de direte rede)
- Peter zei: 'Dat vind ik leuk!'
- 'Dat vind ik leuk', zei Peter.
- 'Dat vind',  zei Peter, 'ik leuk!'
- 'Dat vind ik leuk,' zei Peter, 'dat vliegeren.'
Als het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis.
Hoe spel je ook alweer 'volière'?  
Als je iets spottend bedoelt. 
Nou, wat was die grap 'geslaagd' zeg. 

Slide 17 - Slide

Aanhalingstekens of geen aanhalingstekens?
A
Hij zei: 'Ik ben cool.'
B
Hij zei: Ik ben cool.

Slide 18 - Quiz

Waar komen de aanhalingstekens?
A
'Als je het niet leuk vindt,' zei Jantje, 'ga je maar weg.'
B
'Als je het niet leuk vindt', zei Jantje, 'ga je maar weg.'
C
'Als je het niet leuk vindt,' zei Jantje, 'ga je maar weg'.
D
'Als je het niet leuk vindt'. zei Jantje, 'ga je maar weg'.

Slide 19 - Quiz

Waar komen de aanhalingstekens?
A
'Als je het niet leuk vindt,' zei Jantje, 'ga je maar weg.'
B
'Als je het niet leuk vindt' , zei Jantje, 'ga je maar weg.'
C
'Als je het niet leuk vindt,' zei Jantje, 'ga je maar weg'.
D
'Als je het niet leuk vindt'. zei Jantje, 'ga je maar weg'.

Slide 20 - Quiz

Aan de slag maak opdracht 

Aan de slag.
Maak opdracht 1, 2 en 3
timer
15:00

Slide 21 - Slide