Periode 3 H5

luistervaardigheid tips
1 / 40
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

luistervaardigheid tips

Slide 1 - Slide

LUISTERVAARDIGHEID: TIPS
  • Concentreer je tijdens het luisteren
  • Let op tijdens de inleiding
  • Lees eerst de vraag goed (pas op voor instinkers)
  • Luister het hele fragment af
  • Maak eventueel korte aantekeningen tijdens het luisteren
  • Zoek het antwoord dat helemaal correct is
  • Geen zorgen als je vaak achter elkaar dezelfde letter beantwoordt
  • Vermijd vage antwoorden

Slide 2 - Slide

LUISTERVAARDIGHEID: TIPS
  • Je antwoord moet de vraag beantwoorden
  • Herhaal wat er gezegd wordt in je hoofd
  • Leer de signaalwoorden goed
  • Let op steekwoorden
  • Oefen met een podcast of radio-uitzending

Slide 3 - Slide

LUISTERVAARDIGHEID: TIPS
Veelvoorkomende vragen
  • Welke uitspraak komt overeen met ...
  • Wat vindt de spreker van ...
  • Hoe reageert de spreker op ...
  • Wat is volgens ...

Slide 4 - Slide

signaalwoorden
betekenis, tekstverband, voorbeelzin

Slide 5 - Slide

actually
A
eigenlijk, in feite
B
tegenstelling
C
voorwaarde
D
voorbeeld

Slide 6 - Quiz

actually (tekstverband)
A
uitbreiding, opsomming
B
tegenstelling
C
vergelijking
D
voorwaarde

Slide 7 - Quiz

also
A
want
B
ook
C
kortom
D
zodra

Slide 8 - Quiz

also (tekstverband)
A
reden
B
tegenstelling
C
uitbreiding, opsomming
D
gevolg

Slide 9 - Quiz

although
A
ook
B
omdat
C
hoewel
D
bijvoorbeeld

Slide 10 - Quiz

although (tekstverband)
A
tegenstelling
B
uitbreiding, opsomming
C
reden
D
gevolg

Slide 11 - Quiz

and
A
bijvoorbeeld
B
echter
C
en
D
sterker nog

Slide 12 - Quiz

and (tekstverband)
A
tegenstelling
B
uitbreiding, opsomming
C
reden, oorzaak
D
gevolg, conclusie

Slide 13 - Quiz

as
A
omdat
B
sterker nog
C
als gevolge van
D
ten minste

Slide 14 - Quiz

as (tekstverband)
A
tijd, volgorde
B
uitbreiding, opsomming
C
reden, oorzaak
D
tegenstelling

Slide 15 - Quiz

as a result of
A
en
B
als gevolge van
C
in feite
D
ondanks

Slide 16 - Quiz

as a result of (tekstverband)
A
uitbreiding, opsomming
B
gevolg, conclusie
C
reden, oorzaak
D
tegenstelling

Slide 17 - Quiz

because
A
nu
B
ooit
C
omdat
D
vergeleken met

Slide 18 - Quiz

because (tekstverband)
A
reden, oorzaak
B
uitbreiding, opsomming
C
tegenstelling
D
voorwaarde

Slide 19 - Quiz

before
A
voor
B
zodra
C
eerst
D
kortom

Slide 20 - Quiz

before (tekstverband)
A
voorbeelden
B
reden, oorzaak
C
tijd, volgorde
D
gevolg, conclusie

Slide 21 - Quiz

both ... and
A
vergeleken met
B
zowel ... als ...
C
dus, daarom
D
in plaats daarvan

Slide 22 - Quiz

both ... and (tekstverband)
A
tijd, volgorde
B
voorbeelden
C
uitbreiding, opsomming
D
vergelijking

Slide 23 - Quiz

but
A
maar
B
zodra
C
aangezien
D
kortom

Slide 24 - Quiz

but (tekstverband)
A
gevolg, conclusie
B
reden, oorzaak
C
voorwaarde
D
tegenstelling

Slide 25 - Quiz

compared to/with
A
ten minste
B
eerder dan
C
vergeleken met
D
toch

Slide 26 - Quiz

compared to/with (tekstverband)
A
reden, oorzaak
B
vergelijking
C
tegenstelling
D
gevolg, conclusie

Slide 27 - Quiz

consequently
A
ondanks
B
vergeleken met
C
aangezien
D
met als gevolg van

Slide 28 - Quiz

consequently (tekstverband)
A
gevolg, conclusie
B
tegenstelling
C
reden, oorzaak
D
voorbeeld

Slide 29 - Quiz

despite
A
want
B
in plaats daarvan
C
ondanks
D
met als gevolg

Slide 30 - Quiz

despite (tekstverband)
A
tijd/volgorde
B
reden
C
uitbreiding, opsomming
D
tegenstelling

Slide 31 - Quiz


A

Slide 32 - Quiz


A

Slide 33 - Quiz


A

Slide 34 - Quiz


A

Slide 35 - Quiz


A

Slide 36 - Quiz


A

Slide 37 - Quiz


A

Slide 38 - Quiz


A

Slide 39 - Quiz

examenteksten

Slide 40 - Slide