What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Herhaling grammatica 1
1 / 18
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 7
This lesson contains
18 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Woordsoorten
Je kunt in een zin de volgende woordsoorten herkennen:
- lidwoord
- zelfstandig naamwoord
- bijvoeglijk naamwoord
- hulpwerkwoord
- zelfstandig werkwoord
Slide 2 - Slide
Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?
Ik word bekeken.
bekeken = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
Slide 3 - Quiz
Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?
De politie heeft drugslabs ontmanteld.
heeft = ...
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
Slide 4 - Quiz
Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?
Ik heb gefietst.
gefietst = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
Slide 5 - Quiz
Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?
Guus gaat naar de stad.
gaat = ...
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
Slide 6 - Quiz
Hij heeft die opdracht moeten maken.
heeft
moeten
maken
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord
Slide 7 - Drag question
Wij hadden misschien met dat project mee kunnen doen
hadden
kunnen
meedoen
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord
Slide 8 - Drag question
Wat is het lidwoord?
De oude kat sprong op de kast.
A
oude
B
de
C
kat
D
op
Slide 9 - Quiz
Wat is het werkwoord in de zin?
De oude kat sprong op de kast.
A
De
B
kast
C
sprong
D
oude
Slide 10 - Quiz
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
De oude kat sprong op de kast.
A
Oude
B
Kat
C
Kast
D
De
Slide 11 - Quiz
Welke zelfstandige naamwoorden zitten er in de zin?
De oude kat sprong op de kast.
A
Oude en kat
B
Kat en de
C
Oude en kast
D
Kat en kast
Slide 12 - Quiz
LIDWOORD
GEEN
LIDWOORD
de
in
een
twee
Slide 13 - Drag question
LIDWOORD
GEEN
LIDWOORD
van
het
‘n
‘t
Slide 14 - Drag question
Zelfstandig naamwoord
Geen zelfstandig naamwoord
Kast
Prachtig
Honden
Vriendschap
Voor
Heeze
Die
Alweer
Slide 15 - Drag question
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
De prinses droeg een (katoen) jurk.
A
katoenen
B
katoene
Slide 16 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Wat een (gezellig) familie is dat!
A
gezelligen
B
gezellige
Slide 17 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
De (vermoorden) man vermoordde zelf ook vijf mensen.
A
vermoordde
B
vermoorde
C
vermoorden
D
vermoordden
Slide 18 - Quiz
More lessons like this
Woordsoorten
March 2024
- Lesson with
17 slides
Taal
Basisschool
Groep 7
Woordsoorten m2a
December 2022
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Woordsoorten
February 2021
- Lesson with
17 slides
Taal
Basisschool
Groep 7
Grammatica 1 les 1: Woordsoorten
December 2023
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 7
woordsoorten: ww, vz, lw, bn, znw
November 2021
- Lesson with
21 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
Via Vervolg thema 1, spelling&grammatica les 2 'woordsoorten'
October 2022
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3
Woordsoorten
April 2024
- Lesson with
13 slides
Taal
Basisschool
Groep 7
Woordsoorten
February 2024
- Lesson with
17 slides
Taal
Basisschool
Groep 7