week 40- 1.5 woorden-les 2

Welkom!
Wat ligt er op je tafel?








           
           Kom binnen en  
           ga zitten op                     jouw plek.



1
WELKOM!
2
 Werkboek
   Pen
 Laptop
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Welkom!
Wat ligt er op je tafel?








           
           Kom binnen en  
           ga zitten op                     jouw plek.



1
WELKOM!
2
 Werkboek
   Pen
 Laptop

Slide 1 - Slide

  1. woordenlijst
  2. voorvoegsels
  3. Oefenen met de woorden



Vandaag
opdr. 1 t/m 7
huiswerk
Programma

Slide 2 - Slide

  • Je kent de betekenis van de woorden;
  • Je kunt de woorden in je woordenschrift  toepassen;
  • Je kunt voorvoegsels herkennen en zelf opschrijven/toepassen.
LESDOELEN

Slide 3 - Slide

Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
Huiswerk - 1.5 opdracht 1 t/m 7
timer
5:00
Denk eraan dat je de vraag goed leest. 
Ik kom vreemde antwoorden tegen. 
Online:

  • Rode (en oranje) bolletjes
     zijn gereset.
  • Maak ze opnieuw.

Slide 4 - Slide

Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
Een eigen leven leiden
roddel of laster
smeken
Bespreek de drie woorden met degene die naast je zit. En geef een voorbeeld.

Slide 5 - Slide

Schrijf een mooie zin op met het woord systeem.

Slide 6 - Open question

  • Er zit een goed systeem in jouw manier van huiswerk maken.
  • De jongen week achteruit, toen ik hem iets wilde vragen.
  • Verbijsterd keek ik naar het filmpje dat op snapchat was geplaatst.
  • Door een rode vlag weet je dat zwemmen in de zee gevaarlijk is en kun je verdrinking voorkomen.
Voorbeelden van zinnen en moeilijke woorden.

Slide 7 - Slide


Bij sommige woorden kun je een stuk voor het woord zetten. Dit heet voorvoegsel. De betekenis van het woord verandert hierdoor.
her+ lezen= herlezen (her betekent "nog een keer
in + stabiel = instabiel (in= niet)
on+eens = oneens (on=niet)
voorbeelden: herlezen, herkansen, informeel, oneerlijk
VOORVOEGSELS

Slide 8 - Slide

Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
Aan de slag!
Maken in H1.5 - opdracht 11 t/m 16 online
Wat?
Met wie?
Hulp?

Eerder klaar?
En daarna?

Zelfstandig
Ik loop een rondje.
Schrijf de woorden in je woordenschrift
Woordtrainer in Talent (onderaan de les)

Slide 9 - Slide

Welke moeilijke woorden heb je vandaag in je woordenschrift geschreven?

Slide 10 - Open question

  • Je kent de betekenis van de woorden;
  • Je kunt de woorden in je woordenschrift  toepassen;
  • Je kunt voorvoegsels herkennen en zelf opschrijven/toepassen.
LESDOELEN

Slide 11 - Slide

Wat vond je goed gaan?
Waar heb je hulp bij nodig?
Vertel over je werkhouding.
Evaluatie
Wat heb je geleerd?

Slide 12 - Slide

  • Ruim je je plek op?

  • We blijven zitten tot de bel gaat.

  • Schuif je je stoel aan voordat  je het  lokaal verlaat?

Tot ziens!
Huiswerk: 11 t/m 13 en 16

Slide 13 - Slide