This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
5. Fictie
Slide 1 - Slide
fictiedossier en SE mondeling 4 mavo
Introductie
uitleg boekopdracht 1: literaire mindmap maken.
Smaak en kwaliteit
Begrippen
Slide 2 - Slide
Fictie op het schoolexamen
Verplicht schoolexamenonderdeel
Je kunt
verschillende soorten fictie herkennen;
de situatie, het denken en handelen van personages beschrijven;
de relatie tussen het boek en de werkelijkheid toelichten;
kenmerken van fictie in een boek aanwijzen;
achtergrondinformatie verzamelen en selecteren
een persoonlijke reactie geven op een boek en toelichten met voorbeelden uit het werk.
Slide 3 - Slide
Smaak en smaakontwikkeling
je leeservaring;
je leesvaardigheid;
je veranderde kennis en interesse;
je leeftijd;
je levenservaring.
Smaak is persoonlijk!
Slide 4 - Slide
Begrippen
In deze paragraaf leer je:
verschillende fictiebegrippen gebruiken: genre, chronologie en voorgeschiedenis, open en gesloten einde, round en flat character, perspectief, argumenten, onderwerp, thema en beeldspraak.
Slide 5 - Slide
GENRE (zjanre)
avonturenroman
historische roman
liefdesroman
oorlogsroman
psychologische roman
science fiction (s.f.)
Slide 6 - Slide
Welk genre?
Slide 7 - Open question
Tekst 1 Eind en begin
We lezen een fragment uit
"De zee zien"
van Koos Meinderts( par 5.3 begrippen)
Maak opdr 2 + 3
Slide 8 - Slide
TIJD
Wel/ niet chronologisch
Voorgeschiedenis
Welke periode?
Hoe lang duurt het verhaal?
Slide 9 - Slide
EIND
OPEN EINDE - sommige zaken zijn nog niet opgelost. De lezer moet het einde zelf invullen (bv. een cliffhanger)
GESLOTEN EINDE - verhaalprobleem is opgelost
Slide 10 - Slide
Personages
In een verhaal vind je hoofdpersonen en bijpersonen.
Hoofdpersoon:
Je weet wat hij/zij denkt
Je weet wat hij/zij voelt
Slide 11 - Slide
round character
flat character
Slide 12 - Slide
perspectief
Een schrijver kiest een perspectief van waaruit hij het verhaal vertelt. Hij bepaalt vanuit welk personage hij de gebeurtenissen laat zien. Dit heet het vertelperspectief of vertelstandpunt.
Slide 13 - Slide
Tekst 2 'Een meisje'
We lezen het tweede fragment uit 'De zee zien'.
Maak opdracht 7, 8, 9 en 12.
Slide 14 - Slide
Mening en argument
realistisch argument: Is het geloofwaardig?
emotief argument: Leef je mee met de personages?
moreel argument: ben je het eens met de ideeën in het boek?
argument over de opbouw: Zit het verhaal goed in elkaar?
Slide 15 - Slide
We lezen tekst 3 (p. 56)
Noteer je mening over het volgende fragment.
Geef 2 argumenten hiervoor
Maak opgave 13
Slide 16 - Slide
onderwerp en thema
Onderwerp
Waar het verhaal over gaat.
Geeft niet de bedoeling van de schrijver met het verhaal aan.
Eén woord of een paar woorden
Bijv.: Pesten
Thema
Een korte samenvatting van het boek.
Geeft wel de bedoeling van de schrijver met het verhaal aan.
In een zin waarin ook het onderwerp wordt genoemd.
Bijv.: Een scholier pleegt zelfmoord, omdat hij heel erg gepest wordt.
Slide 17 - Slide
ONDERWERP EN THEMA
Het onderwerp: geeft neutraal aan waar het verhaal over gaat.
Het thema formuleert kort en algemeen wat de strekking van het verhaal is.
Thema: voorbeelden:
het loslaten van een liefde,
hoe een jongen door de oorlog snel volwassen wordt.
vandalisme
loverboys
Slide 18 - Slide
Onderwerp
Thema
Waar het verhaal over gaat.
Geeft niet de bedoeling van de schrijver met het verhaal aan.
Eén woord of een paar woorden
Een korte samenvatting van het boek.
Geeft wel de bedoeling van de schrijver met het verhaal aan.
In een zin waarin ook het onderwerp wordt genoemd.
Slide 19 - Drag question
"Het verhaal zit goed in elkaar." Dit is een ........ argument.
A
emotief argument
B
realistisch argument
C
argument over de opbouw
D
moreel argument
Slide 20 - Quiz
"Het verhaal komt heel echt op me over." Dit is een ........ argument.
A
emotief argument
B
realistisch argument
C
argument over de opbouw
D
moreel argument
Slide 21 - Quiz
Tot slot
Lees tekst 4 'Recensie van Eleanor & Park' op bladzijde 60 en maak opdracht 14+15.