7 okt. 4 havo H2H3

12 februari - 4 havo

  • instructie communicatie H2 'onderwerp en hoofdgedachte'
  • krantenartikel

  • oefenen met werkwoordspelling (donderdag s.o)
1 / 52
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

12 februari - 4 havo

  • instructie communicatie H2 'onderwerp en hoofdgedachte'
  • krantenartikel

  • oefenen met werkwoordspelling (donderdag s.o)

Slide 1 - Slide

Even herhalen
Communicatie H1
verbaal-non verbaal
zender - boodschap- ontvanger
context
referentiekader
publiek
medium - doelen

Slide 2 - Slide

onderwerp en hoofdgedachte
onderwerp: de basis van elke boodschap.
Je omschrijft het onderwerp in één of enkele woorden


voorkeursplaats: inleiding

Slide 3 - Slide

deelonderwerp
Het onderwerp kun je van verschillende kanten  belichten,
deze verschillende kanten noemen we deelonderwerpen.


voorkeursplaats: middenstuk van de tekst
Een deelonderwerp omschrijf je ook in één woord of woordgroep

Slide 4 - Slide

 hoofdgedachte
 Het belangrijkste wat de auteur/spreker over het onderwerp schrijft of zegt. 

Je omschrijft de hoofdgedachte altijd in één zin.

voorkeursplaats: inleiding of slot

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

H3 - tekstsoorten

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Tekstsoorten (vormen)
  • mondeling
  • schriftelijk
  • digitaal of op papier
  • kort / lang
  • met / zonder afbeeldingen

Slide 9 - Slide

Tekstsoorten
Wat is het doel van:

  • de Donald Duck (stripboek)?
  • je lesboek? 
  • een betoog?
  • een flyer van een sportschool?

Slide 10 - Slide

Tekstsoorten
Wat is het doel van:

  • de Donald Duck (stripboek)? Amuseren/vermaken
  • je lesboek? Informeren
  • een betoog? Overtuigen
  • een flyer van een sportschool? Activeren

Slide 11 - Slide

Verhalende tekstsoorten
  • vertelling --> delen van een persoonlijke ervaring
    (dagboek, autobiografie)

  • verhaal --> amuseren of tot nadenken aanzetten door een verhaal te verzinnen 
    (roman, mop, sprookje)

Slide 12 - Slide

Feitelijke tekstsoorten
  • Verslag --> objectieve beschrijving
  • Procedure --> instrueren (bijv. recept of handleiding)
  • Uiteenzetting --> informeren (menukaart, krantenartikel)
  • Oproep --> activeren (uitnodiging, reclame)

Slide 13 - Slide

Waarderende tekstsoorten
  • Beschouwing --> verschillende gezichtspunten
    (essay, beschouwend artikel/beschouwende toespraak)
  • Betoog --> overtuigen (klachtenbrief, betogend artikel)
  • Respons --> reageren (recensie, productreview)

Slide 14 - Slide

Als je weet met welke tekstsoort je te maken hebt, weet je vaak ook wat het doel is en andersom.


Maar let op: bijv. brief
--> kan informerend zijn (informeren over een bijeenkomst) maar ook activerend (oproep om een prik te halen o.i.d.)

Slide 15 - Slide

Vaak heeft een tekst meerdere doelen

Bijvoorbeeld eerst informatie geven over een onderwerp en daarna proberen te overtuigen.

Slide 16 - Slide

Taalgebruik
Elke tekstsoort heeft dus een bepaald doel (of doelen).


Daarnaast kenmerkt een tekstsoort zich door een specifiek taalgebruik.

Slide 17 - Slide

Kortom, om de tekst goed te kunnen begrijpen is het van belang om te weten wat het doel is. 

Slide 18 - Slide

Aan de slag
Let op: 4 tekstfragmenten met een opdracht

Slide 19 - Slide

Tekst 1 - Rood als een klaproos

 
[1] Het kan een verspreking zijn. Of een valpartij. Of een knoopje van de blouse dat open blijkt te staan. Of betrapt worden op een leugen. Alles wat een acuut gevoel van gêne en zelfbewustzijn oproept, kan het bloed naar het gezicht doen stromen. Het gelaat wordt warmer en warmer, en voor je het weet, bloos je tot aan je haarwortels.
[…]

[10] Kortom: blozen hoeft helemaal niet zo vervelend te zijn als mensen vaak denken. Sommige mensen zijn het zich niet eens bewust en hebben er ongemerkt voordeel van. En als mensen er wel veel last van hebben, dan volgen ze gewoon een training waardoor ze hun bloosangst in korte tijd helemaal kwijtraken.

 Naar: Myrah Wouters, Elsevier, 1 juni 2002

Slide 20 - Slide

Geef van tekst 1 de volgende antwoorden:
1) Wat is het onderwerp?
2) Wat is de hoofdgedachte?

Slide 21 - Open question

Tekst 2 - Als kind al crimineel

 [1] Jaarlijks komen er in Nederland ongeveer 7.300 jongeren terecht in een Justitiële Jeugdinrichting. Twaalf van hen zitten op de Nes, een afdeling in jeugdgevangenis Teylingereind bij Sassenheim. De jongste is 13 (brandstichting) en de oudste 17 jaar (autokraak). De anderen zitten hier voor poging tot moord, gewapende overval op een juwelierszaak, bedreiging met een mes, poging tot doodslag, neersteken na bedreiging, bromfietsdiefstal, vechtpartij met ernstig letsel en mishandeling.


[2] Ernstige zaken. Maar celstraf helpt niet. Van de gevangenen vervalt 80 procent binnen vijf jaar in herhaling. ‘Dit is geen successtory,’ beaamt Loek Dijkman, psycholoog en directeur behandeling van Teylingereind. ‘Maar als je hier binnenkomt, ben je al niet bepaald een successtory. En als je niét ingrijpt, is de recidive 100 procent.’

[3 -  19]



[20] Voorkomen is beter dan genezen. ‘Het is goed dat je niet uitsluitend met juridische middelen reageert op kinderen die opvallen wegens vreemd gedrag,’ zegt psycholoog Loek Dijkman van Teylingereind. ‘Want met kinderen die delicten plegen, is altijd wat mis: in hun hoofd of in hun opvoeding.’ Vroeg screenen, mits het zorgvuldig gebeurt, kan effect hebben, zeggen professionals. Maar ook dit is niet zaligmakend. Jeugdzorg kan ingrijpen, maar kan de opvoeding niet totaal overnemen van falende ouders. De spiraal van armoede en achterstand blijft moeilijk te doorbreken. Dus zal de slinger heen en weer blijven gaan tussen behandelen en opsluiten, al naar gelang het politiek en maatschappij belieft. 

Naar: Laura Starink, NRC Weekblad, 11-17 juli 200

Slide 22 - Slide

Geef van tekst 2 de volgende antwoorden:
1) Wat is het onderwerp?
2) Wat is de hoofdgedachte?

Slide 23 - Open question

Tekst 3 Liever een piercing dan fiets als verjaardagscadeau 

[1] Van ringetjes in navels en tongen kijkt niemand nog op. Tien jaar geleden was een piercing nog een teken van rebellie, nu is het een modeverschijnsel. Dat een piercing nare gevolgen kan hebben, wordt nog weleens vergeten. Bovendien zijn er nog steeds geen standaardeisen bekend waaraan een piercer moet voldoen. Hoe ziet de pierce-wereld vandaag de dag eruit?
[…]

[13] Het is dus duidelijk voor zowel piercers als ‘gepiercten’ dat er iets moet veranderen in de pierce-wereld. Te vaak komen er ontstekingen voor en te vaak wordt er aangerommeld in de marge door mensen die maar wat doen met een naald en een doe-het-zelf-pakketje. Op naar een toekomst met alleen maar officiële naalden!

 Naar: Ellen de Visser, de Volkskrant, 3 november 2002

Slide 24 - Slide

Geef van tekst 3 de volgende antwoorden:
1) Wat is het onderwerp?
2) Wat is de hoofdgedachte?

Slide 25 - Open question

Aan de slag
Kies:
  1. Lees de tekst (Welk opvoedboekje houdt AI Barbie erop na?) op blz. 36 en maak opdr. 10 tot en met 15 op blz.37 (
  2. Lees de tekst (Straattaal moet je serieus nemen) op blz. 40 en maak opdr. 11 tot en met 16 op blz. 41

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link

  • Schrijf een korte reactie (ongeveer 150 woorden) op het artikel dat je gelezen hebt.

  • Stel één vraag aan de auteur van het artikel

Slide 28 - Slide

Tekstdoelen, tekstvormen en tekstsoorten

Slide 29 - Slide

Tekstdoelen
Een schrijver heeft altijd een bepaald doel met zijn teksten, hij wil iets bij de lezer bereiken. 

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Wat is het doel van de schrijver met dit stuk?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Overhalen

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Slide

Wat is het doel van deze tekst?
A
Activeren (overhalen iets te doen)
B
Betogen (overtuigen)
C
Informeren (feiten)
D
Uiteenzetten (uitleg geven)

Slide 35 - Quiz

Abortus, rechtvaardig of niet?
Het aantal abortussen in Nederland is sinds 1993 met bijna 50% gestegen. Jaarlijks worden in ons land zo’n 18000 zwangerschappen afgebroken door middel van een kunstmatig opgewekte abortus, wetenschappelijk ook wel abortus provocatus genoemd. De meningen over abortus verschillen sterk. Deze uiteenlopende meningen zijn vaak het gevolg van  verschillende ethische visies.                   

Slide 36 - Slide

Welk tekstdoel heeft deze tekst?
A
Betogen (overtuigen)
B
Activeren (overhalen iets te doen)
C
Beschouwen (aan het denken zetten, van verschillende kanten laten zien)
D
Informeren (feiten)

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Slide

Wat is het tekstdoel van deze tekst?
A
Informeren (feiten)
B
Uiteenzetten (uitleg geven)
C
Betogen (overtuigen)
D
Beschouwen (aan het denken zetten)

Slide 39 - Quiz

Een tekstdoel kun je vaak al afleiden uit de titel van een tekst.

Slide 40 - Slide

Wie goed doet, komt nooit in het journaal... (en dat is een probleem)
A
informeren (feiten)
B
uiteenzetten (uitleggen)
C
betogen (overtuigen)
D
beschouwen (aan het denken zetten)

Slide 41 - Quiz

Hoera! Een nieuw klimaat
A
informeren (feiten)
B
uiteenzetten (uitleggen)
C
betogen (overtuigen)
D
beschouwen (aan het denken zetten)

Slide 42 - Quiz

Moderne ruilhandel
A
informeren (feiten)
B
uiteenzetten (uitleggen)
C
betogen (overtuigen)
D
beschouwen (aan het denken zetten)

Slide 43 - Quiz

Laat de brutalen niet voordringen
A
informeren (feiten)
B
uiteenzetten (uitleggen)
C
betogen (overtuigen)
D
beschouwen (aan het denken zetten)

Slide 44 - Quiz

Vermijdbare risico's?
A
informeren (feiten)
B
uiteenzetten (uitleggen)
C
betogen (overtuigen)
D
beschouwen (aan het denken zetten)

Slide 45 - Quiz

Slimme computers: kunnen ze straks ook kunst maken?
A
informeren (feiten)
B
uiteenzetten (uitleggen)
C
betogen (overtuigen)
D
beschouwen (aan het denken zetten)

Slide 46 - Quiz

WhatsAppachtig taalgebruik
A
informeren (feiten)
B
uiteenzetten (uitleggen)
C
betogen (overtuigen)
D
beschouwen (aan het denken zetten)

Slide 47 - Quiz

Samen het park opruimen is een beter idee
A
informeren (feiten)
B
uiteenzetten (uitleggen)
C
betogen (overtuigen)
D
beschouwen (aan het denken zetten)

Slide 48 - Quiz

Er zijn twee redenen waarom het sociale leenstelsel beter is dan het huidige systeem van studiefinanciering.
A
informeren (feiten)
B
uiteenzetten (uitleggen)
C
betogen (overtuigen)
D
beschouwen (aan het denken zetten)

Slide 49 - Quiz

Woningnood
A
informeren (feiten)
B
uiteenzetten (uitleggen)
C
betogen (overtuigen)
D
beschouwen (aan het denken zetten)

Slide 50 - Quiz

Leerling vindt school saai, maar presteert goed.
A
informeren (feiten)
B
uiteenzetten (uitleggen)
C
betogen (overtuigen)
D
beschouwen (aan het denken zetten)

Slide 51 - Quiz

Tot slot
Tekstdoelen worden ook vaak gecombineerd.

Als je het tekstdoel niet kunt vinden of je wilt zeker weten of je goed zit, kijk je in de inleiding en het slot van een tekst.
In de inleiding en het slot vind je ook vaak het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst.
Daar gaan we de volgende keer mee verder.

Slide 52 - Slide