V&P - 2de klas - Excel

Excel

Leerdoelen:
  • Ik kan cellen in Excel correct benoemen.
  • Ik kan de opmaak van een cel aanpassen.
  • Ik kan de getalnotatie van een cel aanpassen. 
  • Ik kan eenvoudige berekeningen uitvoeren in Excel, zoals optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen van celwaarden.
  • Ik kan de functies 'SOM' en 'GEMIDDELDE' toepassen.
  • Ik kan de vulgreep gebruiken.
1 / 32
next
Slide 1: Slide
InformatiekundeMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Excel

Leerdoelen:
  • Ik kan cellen in Excel correct benoemen.
  • Ik kan de opmaak van een cel aanpassen.
  • Ik kan de getalnotatie van een cel aanpassen. 
  • Ik kan eenvoudige berekeningen uitvoeren in Excel, zoals optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen van celwaarden.
  • Ik kan de functies 'SOM' en 'GEMIDDELDE' toepassen.
  • Ik kan de vulgreep gebruiken.

Slide 1 - Slide

Wat is Excel...
Excel is een programma waarmee je
gegevens (data) en informatie kunt
verzamelen en organiseren.
  • Je kunt overzichtelijke lijsten maken,
    zoals een takenlijst of een budgetoverzicht.
  • Excel kan berekeningen voor je uitvoeren.
  • Je kunt gegevens analyseren (verbanden
    en patronen ontdekken).


Slide 2 - Slide

Cellen
Excel is een hele grote digitale tabel.

De tabel bestaat uit hokjes, die in Excel 'cellen' worden genoemd.
  • Rijen: cellen die horizontaal naast elkaar staan.
  • Kolommen: cellen die verticaal boven elkaar staan.

Slide 3 - Slide

Celnaam
Elke cel in Excel heeft een unieke naam,
zoals D8.
  • De letter D verwijst naar de kolom waarin
    de cel zich bevindt (D is de vierde kolom).
  • Het cijfer 8 geeft aan dat de cel zich in
    rij 8 bevindt.

Samen vormen de kolomletter en het rijnummer de coördinaten van de cel.


Slide 4 - Slide

Zeeslag
  1. Opstelling: Plaats een boek of scherm tussen jou en je tegenstander, zodat je slagveld niet zichtbaar is voor de ander.
  2. Bootjes plaatsen: Leg je bootjes willekeurig op je slagveld (bijvoorbeeld horizontaal of verticaal). Zorg dat je tegenstander niet ziet waar je ze neerlegt.
  3. Beurten nemen: Speler 1 (de jongste van de twee) begint door een celnaam te noemen waar hij/zij een "bom" wil gooien (bijvoorbeeld C5).
    Speler 2 kijkt of er op die plek een bootje ligt en zegt of het een raak of mis is.
  4. Om de beurt: De spelers gooien om de beurt een "bom" op het slagveld van de tegenstander.
  5. Einde van het spel: Na 25 beurten telt elke speler de punten op:
    1 punt voor elke raak schot.
    3 extra punten voor elk bootje dat volledig vernietigd is.

Slide 5 - Slide

Excel-document aanmaken
1. Via OneDrive              
- Ga naar de gewenste map in OneDrive. 
- Klik linksboven op 'nieuw toevoegen'.
- Kies voor Excel-werkmap.

2. Via portaal
- Klik linksboven op de '9 puntjes'.
- Klik op 'Excel'.
- Klik op 'Lege werkmap'.

Slide 6 - Slide

Opmaak cellen
Net zoals in Word en PowerPoint kun je in Excel gebruik maken van verschillende opmaakfuncties.
               Hiermee kun je het lettertype van de tekst aanpassen. 
               Hiermee kun je de lettergrootte van de tekst veranderen. 
               Hiermee kun je de tekst dikgedrukt maken. 
               Hiermee kun je een rand rondom een cel toevoegen. 
               Hiermee kun je een achtergrondkleur toevoegen aan een cel.
               Hiermee kun je de kleur van de tekst aanpassen.
               Hiermee kun je de positie van de tekst binnen een cel veranderen. 

Slide 7 - Slide

Celgrootte
In Excel hebben alle cellen standaard dezelfde grootte. 
  • De breedte van een kolom aanpassen:
    Ga met de muis naar de scheidingslijn
    tussen twee kolomletters. Klik en sleep
    naar links of rechts om de kolom breder
    of smaller te maken.
  • De hoogte van een rij aanpassen: Ga met je muis naar de scheidingslijn tussen twee rijnummers (bijvoorbeeld tussen rij 1 en 2). Klik en sleep omhoog of omlaag om de rij hoger of lager te maken.

Slide 8 - Slide

Getalnotatie
In Excel kun je aangeven wat
het getal in een cel betekent.

Voordelen:
  • Dit zorgt voor meer overzicht.
  • Er wordt automatisch een 
    €-teken of %-teken toegevoegd
    aan het getal.  


Slide 9 - Slide

De verschillende getalnotaties
  • Algemeen: Een waar die geen specifieke betekenis heeft. 
  • Valuta: Een geldbedrag (het €-teken voor het getal).
  • Financieel: Een geldbedrag (het €-teken aan het begin van de cel).
  • Korte datumnotatie: Een datum (weergegeven als getallen).
  • Lange datumnotatie: Een datum (weergegeven in woorden).
  • Tijd: Een tijdstip (met uren, minuten en seconden, bijvoorbeeld 12:30:00).
  • Percentage: Een getal als percentage.
  • Tekst: Een waarde die wordt behandeld als tekst.

Slide 10 - Slide

Berekeningen uitvoeren
Excel kan berekeningen voor je uitvoeren.
  • Het voordeel ten opzichte van een
    rekenmachine is dat Excel meerdere
    berekeningen tegelijk kan uitvoeren.

Om aan te geven dat je iets wilt uitrekenen in
een cel begin je met het invoeren van
het =-teken. 

Slide 11 - Slide

Rekensymbolen
In Excel kun je verschillende berekeningen uitvoeren.

De meest gebruikte wiskundige symbolen zijn:
  • + wordt gebruikt om op te tellen.
  • - wordt gebruikt om af te trekken.
  • * wordt gebruikt om te vermenigvuldigen.
  • / wordt gebruikt om te delen.

Slide 12 - Slide

Getallen en Celverwijzingen
In Excel kun jmanieren berekeningen uitvoeren:
  1. Zelf getallen in de rekensom invullen.
  2. Celverwijzingen gebruiken.

Een celverwijzing verwijst naar het getal in
een andere cel.
Voorbeeld: Stel, je hebt het getal 8 in cel A1 en het getal 6 in cel B1.
In C1 kun je de formule =A1+B1 invoeren om de som van deze twee cellen te berekenen. Het resultaat in C1 zal 14 zijn.

Slide 13 - Slide

Formulebalk
De formulebalk staat tussen de cellen en het lint (met instellingen).
  • In de cel: Zie je het resultaat van een formule, zoals een getal.
  • In de formulebalk: Zie je de formule die het resultaat heeft berekend, bijvoorbeeld =A1+B1.


lint
de formulebalk
cel met de uitkomst van de formule

Slide 14 - Slide

Vulgreep
Excel kan automatisch gegevens uitbreiden
en kopiëren.
  1. Selecteer één of meerdere cellen.
    - Meerdere cellen selecteer je door te
    klikken en te slepen.
  2. Klik op het groene vierkantje rechtsonder in de geselecteerde cellen: dit vierkantje wordt de vulgreep genoemd.
  3. Sleep de vulgreep naar beneden of naar rechts om gegevens uit te breiden.

Vulgreep

Slide 15 - Slide

Voorbeelden vulgreep

Probeer de voorbeelden hieronder uit in Excel.
  1. Typ in cel A5 het woord "maandag".
    Sleep de vulgreep naar de cellen B5 t/m G5,
    en de andere dagen van de week verschijnen automatisch.
  2. Typ in cel A1 het getal 1, typ in cel A2 het getal 2.
    Selecteer cel A1 & A2.
    Als je de vulgreep naar beneden sleept,
    verschijnt er in cel A3 het getal 3, in cel A4
    het getal 4, enz. 

Slide 16 - Slide

Functies
Een functie in Excel is een speciale formule
om snel berekeningen uit te voeren. 

De twee belangrijkste functies die we gebruiken zijn:
  • SOM: Telt alle getallen in een reeks bij elkaar op.
    Voorbeeld: =SOM(A1:A5) telt alle getallen in de cellen A1 tot A5 op.
  • GEMIDDELDE: Berekent het gemiddelde van een reeks getallen.
    Voorbeeld: =GEMIDDELDE(A1:A5) geeft het gemiddelde van alle getallen in de cellen A1 tot A5.

Slide 17 - Slide

Bereik van een celverwijzing
Bij het gebruik van een functie kun je op verschillende manieren aangeven welke cellen je wilt gebruiken.
  • : (Dubbelpunt): Wordt gebruikt om een reeks cellen aan te geven.
    Voorbeeld: =GEMIDDELDE(A1:C3) berekent het gemiddelde van alle cellen van A1 tot en met C3 (dus A1, A2, A3, B1, B2, B3, C1, C2, en C3).
  • ; (Puntkomma): Wordt gebruikt om losse cellen te selecteren.
    Voorbeeld: =SOM(A1;B5;C2) telt de waarden in de cellen A1, B5 en C2 bij elkaar op.

Slide 18 - Slide

Welke tekst-stijl kies je voor het aangeven van een paragraaf?
A
Titel
B
Geen afstand
C
Kop 1
D
Kop 2

Slide 19 - Quiz

Bij welke tekst-stijl verandert de grootte van de letters niet?
A
Titel
B
Geen afstand
C
Kop 1
D
Kop 2

Slide 20 - Quiz

Je kunt ook de tekst-stijl 'Kop 3' gebruiken.
Waar denk je dat je deze stijl voor kunt gebruiken?

Slide 21 - Open question

Inhoudsopgave
Een inhoudsopgave is een lijst aan het begin van een verslag of boek die laat zien welke hoofdstukken er zijn en op welke pagina ze staan. 
  • Het helpt een lezer om snel te vinden waar wat staat.

Je kan een automatische inhoudsopgave toevoegen door in het lint naar 'invoegen' te gaan en op 'inhoudsopgave' te klikken. 


Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Als je eenmaal een automatische inhoudsopgave gemaakt heb dan kan deze niet meer aangepast worden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

Boven de automatische inhoudsopgave kan je op een tandwiel klikken.
Wat kan je daar niet aanpassen? (probeer dit zelf uit)

A
Het uitlijnen van de paginanummers
B
Het verwijderen van de paginanummers
C
De tekst aanpassen
D
De stippellijnen aanpassen

Slide 25 - Quiz

Paginanummers


Je kan automatische paginanummers aan je
document toevoegen.
  • Ga in het lint naar 'Invoegen'.
  • Klik op 'paginanummers'.
  • Kies de plek waar je de paginanummers 
    wilt plaatsen. 

Slide 26 - Slide

Voettekst
Paginanummers komen in de voettekst van een pagina te staan. 
  • Een voettekst is een regel tekst die onderaan
    elke pagina van het document staat.

Je kan ook andere informatie in de voettekst plaatsen door in het lint op 'koptekst & voettekst' te klikken. 

Slide 27 - Slide

Koptekst
Een koptekst is een regel tekst die bovenaan
elke pagina van een document staat. 
  • Dit is vergelijkbaar met een voettekst, maar
    nu staat de informatie bovenaan de pagina. 
  • Het wordt vaak gebruikt om de titel van het
    document of de hoofdstuktitel te laten zien.

Je kan de koptekst en voettekst op de eerste pagina verwijderen door op 'Eerste pagina afwijkend' te klikken. 

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Zoek op via het internet:
Wat wordt er meestal in de koptekst van een document geplaatst?

Slide 30 - Open question

Zoek op via het internet:
Wat wordt er meestal in de voettekst van een document geplaatst?

Slide 31 - Open question

Wat heb je geleerd deze les?
(denk terug aan de leerdoelen)

Slide 32 - Open question