This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
2.1
De sociale kwestie
Slide 1 - Slide
Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je uitleggen hoe door de industralisatie de sociale kwestie onstond.
En kan je uitleggen hoe het leven van een arbeider er uit zag.
Slide 2 - Slide
Wat weet jij nog?
Slide 3 - Slide
Welk begrip hoort bij de volgende betekenis:
"Ingrijpende verandering in de productie, waarbij handarbeid werd vervangen door machines."
A
Kapitalisme
B
Handnijverheid
C
Industriële revolutie
D
Monarchie
Slide 4 - Quiz
Wat was 1 van de belangrijkste uitvindingen van de industriële revolutie?
A
De ploeg
B
De stoommachine
C
De dienstensector
D
De computer
Slide 5 - Quiz
In welk land begon de industriële revolutie?
A
Duitsland
B
Nederland
C
Frankrijk
D
Engeland
Slide 6 - Quiz
De Sociale Kwestie
Een kwestie is een probleem
Het probleem van de slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders.
Armoede probleem
Slide 7 - Slide
Wat is de Sociale Kwestie?
‘De rijken worden rijker, de armen worden armer’
Alleen ‘de rijken’ mogen stemmen.
Hierdoor blijven ‘de rijken’ aan de macht.
Eind 19e eeuw.
Vooral in de steden.
Slide 8 - Slide
Slechte werkomstandigheden
onveilig en ongezond, saai werk
lange werkdagen (14u/dag)
lage lonen => amper gezin onderhouden
geen rechten !
Slide 9 - Slide
Kinderarbeid
Goedkoper dan volwassenen.
Nauwelijks onderwijs gehad.
(leerplicht vanaf 1900)
Noodzakelijk voor onderhoud gezin.
Slide 10 - Slide
Kinderarbeid is heel gewoon
Slide 11 - Slide
Kinderwetje van van Houten
Eerste sociale wet 1874
Kinderen onder de 12 jaar mochten niet meer werken in fabrieken
Begin van sociale wetgeving in Nederland.
Slide 12 - Slide
Erbarmelijke woonomstandigheden
slechte kleine huisjes (krotten)
grauwe arbeiderswijken
veel gezinsleden
slecht eentonig voedsel (vlees was zeldzaam)
hoge kindersterfte
weinig hygiëne -> één toiletblok voor heel de wijk.
Slide 13 - Slide
Geen uitkering
Zieken, bejaarden en invaliden waren aangewezen op de liefdadigheid van de kerkelijke armenzorg.
Ze kregen eten, kleding en brandstof van de kerk
(maar dat was weinig)
Slide 14 - Slide
Wie helpt de arbeiders?
- vanaf 'de werkvloer'
Sommige fabrikanten gaven de arbeiders wél wat extra's.
Arbeiders gaan staken: dit werkt alleen als iedereen gaat staken. waarom?
Arbeiders gaan samenwerken in vakbonden.
Slide 15 - Slide
Liberalen, Socialisten, Confessionelen
Slide 16 - Slide
Liberalen
Liberty= Vrijheid
Burgers horen vrij te zijn. De overheid/regering moest zich zo min mogelijk bemoeien.
Wie stemt vaak op de Liberalen? Rijke mensen en de ondernemers.
Slide 17 - Slide
Socialisten
Slide 18 - Slide
Sociaal= rekening houden met je medemens.
Socialisten staan voor gelijkheid.
Geen grote inkomensverschillen, alle mensen hebben recht op menselijk bestaan.
Om dit te bereiken heb je meer wetten en regels nodig. Zoals b.v. doorbetaald krijgen bij ziekte, uitkering etc.
Slide 19 - Slide
Wie helpt de arbeiders?
- vanaf 'de werkvloer'
Vakbonden: organisatie die opkomt voor de belangen van werknemers.
Als je lid was van een vakbond kon je staken: door lidmaatschap was er een kas waaruit je betaald werd, ook als je ziek was.
Slide 20 - Slide
Invoering Sociale wetten
Zeer slechte woon- werkomstandigheden arbeider
Regering zag dat ze hier iets aan moesten doen
1874 Invoering eerste sociale wet (kinderwetje Van Houten --> kinderarbeid onder de 12 jaar in fabrieken verboden)
Invoering meer sociale wetten
Slide 21 - Slide
Van liefdadigheid naar sociale wetten
Armenwet (1854)
'Kinderwetje van Van Houten' (1874)
Leerplichtwet (1900),
Woningwet (1901),
Slide 22 - Slide
Woningwet 1901
Het doel van de Woningwet was om bouw en bewoning van slechte en ongezonde woningen onmogelijk te maken en de bouw van goede woningen te bevorderen.
Slide 23 - Slide
Armenwet (1854)
De overheid nam de verplichting over om voor de armen te zorgen. Hiervoor hielden de kerkelijke en liefdadigheidsinstellingen zich ermee bezig.
Slide 24 - Slide
Kinderwetje van Houten (1874)
De wet van het liberale kamerlid Van Houten, verbiedt fabrieksarbeid voor kinderen onder de twaalf.
Slide 25 - Slide
Leerplichtwet (1900)
Kinderen van 6 tot 12 jaar moesten een school bezoeken óf huisonderwijs krijgen
Slide 26 - Slide
0
Slide 27 - Video
Wat hoort niet bij de sociale kwestie?
A
Lage lonen
B
Lange werktijden
C
Slechte wegen
D
Onveilige fabrieken
Slide 28 - Quiz
Waarom werden er vakbonden opgericht door de arbeiders?
Slide 29 - Open question
Slide 30 - Slide
Heeft deze foto met de sociale kwestie te maken? Leg kort uit.
Slide 31 - Open question
Slide 32 - Slide
Heeft deze foto met de sociale kwestie te maken? Leg kort uit.
Slide 33 - Open question
Slide 34 - Slide
Heeft deze afbeelding te maken met de sociale kwestie? Leg kort uit.
Slide 35 - Open question
a. Bedenk welke mening de fabrikant had over kinderarbeid. Leg uit! b. Is de bron volgens jou betrouwbaar? Leg uit!
Slide 36 - Open question
a. Door wie, wanneer en waar is het gedicht geschreven? b. Geef een korte samenvatting van het gedicht c. Met welk historisch onderwerp of begrip heeft het gedicht te maken? d. Leg uit wat de schrijver duidelijk wilde maken?
Slide 37 - Open question
a. Noteer door wie, wanneer en waar de afbeelding is gemaakt. b. Beschrijf de belangrijkste elementen van de afbeelding. c. Met welk historisch onderwerp of begrip heeft de afbeelding te maken? d. Wat wilde de maker duidelijk maken hiermee?
Slide 38 - Open question
a. Leg het verband uit tussen de industrialisatie en de sociale kwestie b. Op welke 2 manieren werden armen geholpen in de 19e eeuw? c. Hoe probeerden arbeiders betere arbeidsomstandigheden af te dwingen?
Slide 39 - Open question
a. Het verhaal is echt gebeurd. Hoe weten we dat? b. Neels moeder besloot dat haar dochter moest werken als prostituee. Leg uit hoe het gedrag en ideeën van de moeder werden bepaald door haar tijd, plaats en achtergrond.
Slide 40 - Open question
Vergelijk kinderarbeid in Pakistan rond 1990 met die in Nederland rond 1870. Trek een conclusie.