strip (1)

Strips
- We hebben het over strips

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Strips
- We hebben het over strips

Slide 1 - Slide

Deze les
- Strips verder bekijken
- Je leert dat er humor in een strip zit
- Je leert hoe een stripfiguur eruit ziet.

Slide 2 - Slide

Strips
Een ‘strip’ is het Engelse woord voor ‘strook’ of ‘reep’.
Een stripverhaal is een verhaal dat wordt verteld met plaatjes.
Plaatjes zijn vaak makkelijker te begrijpen dan geschreven tekst en leuker om naar te kijken.

De meeste strips bevatten ook tekst.
Deze tekst staat in ballonnetjes boven de personen.

Slide 3 - Slide

Strip
Een verhaal in plaatjes. 
Het kunnen drie tot meerdere plaatjes zijn.
Het verhaal is vaak grappig en niet echt gebeurd.

Slide 4 - Slide

Met een stripverhaal kun je een kort verhaal in beeld brengen. Je maakt een combinatie van tekst en beeld door je verhaal uit te werken in tekeningen met tekstballonnen.        

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

0

Slide 7 - Video

Waar denk je dat deze strip overgaat?

Slide 8 - Slide

Strips zijn...
- grappig
- leuk
- vrolijk
- spannend

Slide 9 - Slide

Humor
In een stripje wordt vaak humor gebruikt. Kijk maar naar het volgende voorbeeld.

Slide 10 - Slide

Waar denk je dat deze strip overgaat?

Slide 11 - Slide

Waarom maken mensen een strip?

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Stripfiguren
Een stripfiguur is een personage dat een rol heeft in een strip.
Er zijn veel stripfiguren, denk maar aan Donald Duck, Noortje, Garfield en Suske en Wiske.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Stripfiguur
Om straks een eigen strip te kunnen tekenen heb je een eigen stripfiguur nodig. In deze opdracht ga je je eigen stripfiguur bedenken.
Beantwoord na het maken van je figuur de volgende vragen:
Hoe heet je personage?
Hoe oud is hij of zij ongeveer?
In welke omgeving woont hij of zij? 
Heeft hij of zij veel vrienden / vijanden? Wie zijn dat?
Welke avonturen beleeft hij of zij?

Slide 16 - Slide