Nederlands schrijven 3F

Hoeveel tijd krijg je voor het examen schrijven?
timer
1:00
A
2F en 3F 90 minuten
B
2F en 3F 120 minuten
C
2F 90 minuten en 3F 60 minuten
D
2F 90 minuten en 3F 120 minuten
1 / 12
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoeveel tijd krijg je voor het examen schrijven?
timer
1:00
A
2F en 3F 90 minuten
B
2F en 3F 120 minuten
C
2F 90 minuten en 3F 60 minuten
D
2F 90 minuten en 3F 120 minuten

Slide 1 - Quiz

2F
3F
artikel
advertentie
betoog
zakelijke brief/e-mail
samenvatting
formulier invullen

Slide 2 - Drag question

Op welke punten wordt jouw examen beoordeeld?
timer
1:00
A
Samenhang, afstemming op doel, afstemming op publiek, woordgebruik en woordenschat, spelling, leesbaarheid.
B
Samenhang, afstemming op doel, afstemming op publiek, woordgebruik en woordenschat, spelling, interpunctie en grammatica, leesbaarheid, inhoud.
C
Samenhang, afstemming op doel, afstemming op publiek, woordgebruik en woordenschat, spelling, leestekens en grammatica, leesbaarheid, inhoud.
D
Samenhang, doel, afstemming op publiek, woordgebruik, spelling, leestekens, leesbaarheid, inhoud.

Slide 3 - Quiz

Korte teksten schrijven

Slide 4 - Slide

Formulier
Doel: je vult een formulier in.
Uitleg: een formulier is een gedrukt of digitaal document waarop je bepaalde gegevens moet invullen. Je gebruikt ze voor bestellingen, inschrijvingen, klachten, adreswijzigingen etc. Je vult naast persoonlijke gegevens ook andere gegevens in. Een * geeft vaak aan dat iets verplicht is. Als er om een toelichting wordt gevraagd, wees dan kort en duidelijk. Schrijf duidelijk leesbaar. Controleer of je niets vergeet met de 5w+h-vragen: wat, wanneer, waar, wie, waarom en hoe. 

Slide 5 - Slide

Advertentie, affiche en flyer
Doel: je maakt een advertentie, affiche of flyer.
Uitleg: met een advertentie en een affiche  maak je reclama, kondig je een evenement aan of draag je een boodschap uit. Mensen bekijken advertenties en affiches vaak snel, dus je lay-out en je tekst moeten de hoofdzaken meteen duidelijk maken.
Flyers bestaan uit één of twee pagina's. Ze worden uitgedeeld op straat, neergelegd in winkels. Ze geven informatie over evenementen, cursussen of opleidingen.

Slide 6 - Slide

Advertenties, affiches en flyers
Trek de aandacht van mensen met verschillende lettertypes en -formaten, kleuren, afbeeldingen en opvallende uitspraken.
De informatie moet inhoudelijk correct, beknopt en volledig zijn. Dit kun je weer controleren met de 5w+h-vragen: wat, wanneer, waar, wie, waarom en hoe.

Slide 7 - Slide

Vul een fomulier in.
Je gaat verhuizen. Je hebt een ov-chipkaart en je wilt je nieuwe gegevens doorgeven aan ov-chipkaart.nl. Vul het formulier in. Bedenk zelf de ontbrekende gegevens.

Slide 8 - Slide

Maak een advertentie
Je werkt als vrijwilliger in een kringloopwinkel. Jullie verkopen onder andere kleding, meubels, witgoed, serviesgoed en elektronica. De winkel is dagelijks van 9.00 tot 17.00u open, behalve op zondag. De coördinator vraagt jou om een advertentie voor een huis-aan-huisblad te maken.

Slide 9 - Slide

Feedback
Voor zie elkaars opdrachten van feedback. Geef een tip en top.
Let hierbij op de punten waarop de docent jouw opdracht ook gaat beoordelen:
- samenhang,
- doel,
- publiek,
-woordgebruik en zinsopbouw,
- spelling en leestekens,
- leesbaarheid.

Slide 10 - Slide

5w+h-vragen

Slide 11 - Mind map

Wat heb je van deze les geleerd?

Slide 12 - Open question