Talent 1.8 Woordsoorten

Wat gaan we doen in deze periode?
Wat gaan we doen in deze les?
Grammatica - woordsoorten

1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1-3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen in deze periode?
Wat gaan we doen in deze les?
Grammatica - woordsoorten

Slide 1 - Slide

mensen, dieren, dingen, planten, namen en begrippen zijn:
A
zelfstandig naamwoorden
B
bijvoeglijk naamwoorden
C
werkwoorden
D
bezittelijk voornaamwoorden

Slide 2 - Quiz



Tot welke woordsoort behoort het woord 'ons' in de onderstaande zin?

In ons toekomstige onderwijs zal het contact tussen leerlingen en docenten niet verminderen, maar veranderen.
A
Tot de persoonlijke voornaamwoorden
B
Tot de bezittelijke voornaamwoorden
C
Tot de wederkerende voornaamwoorden
D
Tot de wederkerige voornaamwoorden

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Video

Welk woordsoort herken je vooral in dit refrein?
A
Werkwoorden
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijwoord
D
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 5 - Quiz

Hoe heet het benoemen van woordsoorten?
A
Rekenkundig ontleden
B
Taalkundig ontleden
C
Redekundig ontleden
D
Taakkundig ontleden

Slide 6 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord

Slide 7 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord
Verwijst meestal naar één of meer personen/ voorwerpen/ zaken.

Slide 8 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord 
Als je twijfelt of iets een PSV is, dan kun je het woordje waarover je twijfelt vervangen door een naam. Lukt dit? Dan is het een PSV.

Hij heeft heel goed zijn best gedaan vandaag. 
(Mauro) heeft heel goed zijn best gedaan vandaag. 

Slide 9 - Slide

Wat is/ zijn de psv's?
Op de fruitschaal ligt het appeltje dat je wilde meenemen.

Slide 10 - Open question

Noteer de psv's:
Jullie bootje botste net tegen dat van mij.

Slide 11 - Open question

Bezittelijk voornaamwoord BZV
Geeft een bezit aan, dus van wie iets is. 
Staat altijd vóór 
het woord waar het
bij hoort.

Slide 12 - Slide

LET OP!
Let op het verschil in de volgende zinnen!

Dat is mijn telefoon. (bzv)
Is die telefoon van mij? (psv)

Slide 13 - Slide

Noteer de bzv's:
Zij heeft haar broer een nieuwe telefoon gegeven.

Slide 14 - Open question

Noteer de bzv's:
Ons huis is vorige week eindelijk verkocht aan mijn beste vriend.

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Video

Aanwijzend voornaamwoord AV

Slide 17 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord AV
Je kunt een AV op twee manieren gebruiken:
- bijvoeglijk: het staat dan voor een ZN
vb. Deze uitleg is heel fijn. 

- zelfstandig: er staat GEEN ZN voor. 
vb. Dit is heel fijn. 

Slide 18 - Slide

Vul een passend AV in:
Op ...... oude schilderij staat de burgemeester van Arnhem.

Slide 19 - Open question

Vul een passend AV in:
Heb je ... boek over computers gekocht bij ..... nieuwe winkeltje in de Goudsteeg?

Slide 20 - Open question

Mooie sneakers, die wil ik ook!
A
die is bijvoeglijk gebruikt
B
die is zelfstandig gebruikt.

Slide 21 - Quiz

Vragend voornaamwoord VRV

Slide 22 - Slide

Vragend voornaamwoord VRV
Je kunt een VRV op twee manieren gebruiken:
- bijvoeglijk: het staat dan voor een ZN
vb. Welke boeken vind jij leuk?

- zelfstandig: er staat GEEN ZN voor. 
vb. Wie is dat?

Slide 23 - Slide

Noteer de VRV's:
Wie heeft jouw huiswerk gemaakt?

Slide 24 - Open question

Noteer de VRV's:
Waarom heb je mijn tas niet gepakt?

Slide 25 - Open question

En nu verder...

  • Maken 1.8 opdr. 5 en 7

  • Klaar? Lees de leertekst op blz. 62 en maak opdracht 8 en 9 

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video