Dorpskrant les 7: beeldspraak 1


Nederlands - Periode 3 - 2021-2022

De Dorpskrant - Les 7
Creatief schrijven & Spelling
havo 2
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 14 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson


Nederlands - Periode 3 - 2021-2022

De Dorpskrant - Les 7
Creatief schrijven & Spelling
havo 2

Slide 1 - Slide

Vorige lessen heb je geleerd ...
... hoe je verwijswoorden schrijft.
... hoe je samenstellingen schrijft.
... hoe je samentrekkingen schrijft.
... hoe je meervoudsvormen schrijft.

Waarom ook alweer? 
In de dorpskrant gebruik je 4 woorden van iedere vorm. Je bepaalt zelf welke woorden dit zijn. 

Slide 2 - Slide

Aan het einde van deze les ...
... weet je wat beeldspraak is.
... weet je wat de functie van beeldspraak is.

... kun je 5 vormen van beeldspraak herkennen en benoemen.

(Waarom ook alweer? In iedere tekst in de Dorpskrant verwerk je 1 vorm van beeldspraak (of een stijlfiguur --> komt in les 8 aan bod))

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Aan de slag!
Op de volgende slides volgt steeds een fragment van een aflevering van Zondag met Lubach.

Opdracht:
  • Probeer per fragment de beeldspraak te herkennen.
  • Noteer de beeldspraak op de slide die volgt op het fragment. (We beginnen met een aantal meerkeuzevragen. Daarna volgen open vragen.) 

Gebruik de uitleg in deze les van LessonUp.


Slide 12 - Slide

Beeldspraak en (aanwezige/weggelaten) elementen
Welke vormen van beeldspraak heb je uit het fragment gehaald?

  • Vergelijking met als (beeld, object, verbindingswoord)
  • Vergelijking zonder als (beeld, object)
  • Metafoor (beeld)
  • Personificatie (levenloos iets --> menselijke eigenschappen)
  • Metonymia (deel ipv geheel, geheel ipv deel, maker ipv werk, verpakking ipv inhoud)

Slide 13 - Slide

0

Slide 14 - Video

'Een broos groeiende economie is als een plantje.'

Dit is een ...
A
vergelijking met als
B
vergelijking zonder als
C
metafoor
D
metonymia

Slide 15 - Quiz

Toelichting
'Een broos groeiende economie is als een plantje.'

Een broos groeiende economie wordt vergeleken met een plantje.

Een broos groeiende economie = het object (hetgene dat vergeleken wordt)
Een plantje = het beeld (hetgene waarmee het object wordt vergeleken)
Als = verbindingswoord

De vergelijking wordt gemaakt door een vergelijking met als.

Slide 16 - Slide

'…maar de premier kwam met zo'n snoeischaar...'

Dit is een ...
A
vergelijking zonder als
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymia

Slide 17 - Quiz

Toelichting

'…maar de premier kwam met zo'n snoeischaar...'

Alleen het beeld (snoeischaar) wordt genoemd. 
Het object wordt weggelaten. Je kunt wel bedenken wat het weggelaten object zou moeten zijn. 

Slide 18 - Slide

0

Slide 19 - Video

'Beeldspraak is het onverharde landweggetje richting gratis media-aandacht.'

Dit is een ...
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking zonder als
D
vergelijking met als

Slide 20 - Quiz

'Beeldspraak is het onverharde landweggetje richting gratis media-aandacht.'
Benoem het object en en het beeld.

Slide 21 - Open question

0

Slide 22 - Video

Arjen Lubach zegt: 'Roemer werd meteen teruggepakt met een metafoor ...'

Wat is hier de metafoor?

Slide 23 - Open question

0

Slide 24 - Video

Lubach zegt: 'Pechtold had er nog een (een metafoor) ...'

Welke metafoor wordt hier vervolgens genoemd?

Slide 25 - Open question

0

Slide 26 - Video

Welke metafoor wordt in dit fragment genoemd?

Slide 27 - Open question

0

Slide 28 - Video

Wat doet Geert Wilder met de grondwet?

Dit wordt verteld door middel van een metafoor. Welke metafoor is dit?

Slide 29 - Open question

0

Slide 30 - Video

Welke vorm van beeldspraak komt in dit fragment voor?

Benoem de vorm van de beeldspraak en alle elementen (object, beeld, verbindingswoord).

Slide 31 - Open question

0

Slide 32 - Video

Welke vorm van beeldspraak komt in dit fragment voor?

Benoem de vorm van de beeldspraak en alle elementen (object, beeld, verbindingswoord).

Slide 33 - Open question

0

Slide 34 - Video

'Mensen in de bijstand moeten door steeds hogere hoepels heen springen.'
Welke vorm van beeldspraak is dit? Benoem alle elementen

Slide 35 - Open question

0

Slide 36 - Video

Welke metafoor gebruikt Wilders in dit fragment?

Slide 37 - Open question

0

Slide 38 - Video

Welke vorm van beeldspraak komt in dit fragment voor?

Benoem de vorm van de beeldspraak en alle elementen (object, beeld, verbindingswoord).

Slide 39 - Open question

0

Slide 40 - Video

'Megafoons van het ongenoegen'
Dit is een ...
A
metafoor
B
vergelijking zonder als
C
vergelijking met als
D
personificatie

Slide 41 - Quiz

0

Slide 42 - Video

'Een wolk van pessimisme'

Dit is een ...
A
personificatie
B
vergelijking met als
C
metonymia
D
metafoor

Slide 43 - Quiz

0

Slide 44 - Video

'Kaboutertjes die dit gaan betalen'

Benoem de beeldspraak en de elementen.

Slide 45 - Open question

Einde van de les!
You did it!

Volgende les zullen we nog even stilstaan bij de personificatie en de metonymia! 
Die kwamen hier niet aan bod, maar horen er wel bij.

Slide 46 - Slide