Oefentoets H5

Oefentoets H5
9 meerkeuzevragen
3 open vragen
Om te oefenen!
1 / 13
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Oefentoets H5
9 meerkeuzevragen
3 open vragen
Om te oefenen!

Slide 1 - Slide

I. Door het socialezekerheidsstelsel zijn Nederlandse burgers verzekerd van een goede gezondheidszorg.
II. Bij de gezondheidszorg speelt solidariteit geen rol, omdat de overheid hier alle kosten betaalt.

A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.

Slide 2 - Quiz

Het sluiten van compromissen tussen overheid, vakbonden en de […] noemen we het […]. Als gevolg van loonmatiging stegen de export, de bedrijfswinsten en de […]. Door de daling van de […] voor de overheid nam de […] bij werknemers af.
Welke begrippen horen op de puntjes?

A
werkgevers, poldermodel, werkgelegenheid, werkloosheidsuitgaven, sociale premiedruk.
B
werknemers, poldermodel, werkgelegenheid, werkloosheidsuitgaven, hoge inkomstenbelasting.
C
werkgevers, harmoniemodel, werkgelegenheid, werkloosheidsuitgaven, hoge inkomstenbelasting.
D
werknemers, poldermodel, EU-afdrachten, werkloosheidsuitgaven, hoge inkomstenbelasting.

Slide 3 - Quiz

Een kenmerk van een economie met het vrijemarktmechanisme is:
A
veel beperkingen voor bedrijven.
B
een uitgebreide verzorgingsstaat.
C
een sturende rol van de overheid.
D
lage belastingen.

Slide 4 - Quiz

Welke koppeling van wet en jaartal is juist?
A
Kinderwet van Van Houten - 1945.
B
AOW - 1957.
C
Woningwet - 1965.
D
Ongevallenwet - 2002.

Slide 5 - Quiz

In het Nederlandse onderwijs:
A
zijn jongeren tot hun twintigste jaar gedeeltelijk leerplichtig.
B
is spijbelen niet strafbaar.
C
zijn alle scholen opgericht door de overheid.
D
controleert de Onderwijsinspectie de prestaties van de scholen.

Slide 6 - Quiz

I. In Nederland is op grond van een rechtvaardige inkomensverdeling nauwelijks sprake van sociale ongelijkheid.
II. Privileges verkleinen sociale ongelijkheid.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.

Slide 7 - Quiz

I. Onderadvies draagt bij aan kansengelijkheid in het Nederlandse onderwijs.
II. Een brede brugklas van vmbo/havo/vwo leidt tot minder kansenongelijkheid in het Nederlandse onderwijs.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.

Slide 8 - Quiz

De Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (Anw) zijn voorbeelden van:
A
werknemersverzekeringen.
B
volksverzekeringen.
C
sociale voorzieningen.
D
bijzondere bijstand.

Slide 9 - Quiz

Een voorbeeld van misbruik van uitkeringen of voorzieningen is iemand die:
I. het minimumloon verdient.
II. na zijn AOW blijft doorwerken.
III. kwijtschelding van gemeentebelastingen aanvraagt.
IV. naast zijn uitkering ook een aantal uur per week zwartwerkt.
A
I en II zijn juist.
B
I en III zijn juist.
C
I, II en IV zijn juist.
D
Alleen IV is juist.

Slide 10 - Quiz

a. Leg uit waarom een vrije markt gebaat is bij een beperkte overheid.
b. Van Houten, van het Kinderwetje uit 1874, was een liberaal. Beredeneer dat de afschaffing van kinderarbeid in een industrialiserende samenleving past binnen het liberale gedachtegoed.

Slide 11 - Open question

Iemands maatschappelijke positie zegt vaak ook iets over de manier waarop hij of zij leeft.
Verklaar met drie argumenten waarom mensen met een hogere maatschappelijke positie een hogere levensverwachting hebben dan mensen met een lagere maatschappelijke positie.

Slide 12 - Open question

Een bijstandsuitkering is een sociale voorziening.
a. Waarom spreken we hier van een voorziening en niet van een verzekering?
b. Er wordt verschil gemaakt tussen algemene bijstand en bijzondere bijstand.
Leg met twee voorbeelden het verschil uit.
c. De bijstand wordt wel het vangnet onder het stelsel van de sociale zekerheid genoemd.
Verklaar de benaming ‘vangnet’.

Slide 13 - Open question