This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
1. Planning
2. Wortschatz: Met LessonUp samen opdrachten uit het boek maken
3. Huiswerk tijd
Toets Kapitel 3 = Maandag 25 november (in detoetsweek)
Leren voor de toets:
Blz. 96 + 97: Lernliste
Blz. 97: GrammatikBlz. 98: Sprachmittel (NL-DU)
Maandag 11 november: WORTSCHATZ Opdracht 2 t/m 9
blz. 67 t/m 71
Vrijdag 15 november: GRAMMATIK Opdracht 17 t/m 25
blz. 78 t/m 83
Maandag 18 november: SPRACHMITTEL Opdracht 30 t/m 37
blz. 84 t/m 89
Seite 67
Aufgabe 2
Seite 68
die Tage
de zondag
de maandag
de dinsdag
de woensdag
de donderdag
de vrijdag
de zaterdag
der Sonntag
der Montag
der Dienstag
der Mittwoch
der Donnerstag
der Freitag
der Samstag
De dagen van de week schrijf je in het Duits
MET EEN HOOFDLETTER!
Lidwoord = der
Op maandag = Am Montag
eins
zwei
drei
vier
fünf
sechs
sieben
acht
neun
zehn
erste
zweite
dritte
vierte
fünfte
sechste
siebte
achte
neunte
zehnte
Aufgabe: 2, 3, 5, 7, 8, 9
Seite: 68 - 71
Gebruik hiervoor de Lernliste op blz. 96-97!