What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
persoonlijke voornaamwoorden/voorzetsels 3e naamval
1 / 20
next
Slide 1:
Video
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
20 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
2 videos
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
0
Slide 1 - Video
De voorzetsels met de 3e naamval:
Voorzetsels met de 3e naamval:
mit =
met
nach
= naar (landen/steden/richting)
bei
= bij
seit
= sinds
von
= van
zu
= naar(personen/gebouwen)
aus
= uit Du bist
bei
mir.
Er kommt
zu
euch
.
Voorzetsels:
in de kast, op de kast, naast de kast, etc.
Slide 2 - Slide
onderwerp
meewerkend vw
ik
mij, me
jij
jou, je
hij
hem
zij/ze
haar
het
het
wij
ons
jullie
jullie
zij/ze (mv)
hun, hen
u
u
1e
3e
ich
mir
du
dir
er
ihm
sie
ihr
es
ihm
wir
uns
ihr
euch
sie
ihnen
Sie
Ihnen
Slide 3 - Slide
0
Slide 4 - Video
Welk rijtje voorzetsels hoort bij de derde naamval?
A
aus, durch, für, von, zu, bei
B
seit, aus, für, in, an, bei, mit
C
aus, bei, mit, nach, seit, von, zu
D
mit, seit, zu, aus, neben, zwischen
Slide 5 - Quiz
Persoonlijk voornaamwoord
1e en 3e naamval
1e naamval:
ik jij hij zij het wij jullie zij u wie
ich du er
sie
es
wir ihr
sie
Sie wer
3e naamval:
mij jou hem haar het ons jullie hun/hen u wie
mir
dir ihm ihr
ihm
uns euch ihnen
Ihnen wem
Sommige persoonlijk voornaamwoorden zijn hetzelfde in de 1e en 4e naamval!
Slide 6 - Slide
jou
mij
haar
hem
ons
jullie
hun
u
De persoonlijke
voornaamwoorden
in de 3e naamval
Slide 7 - Mind map
mir
dir
ihr
wem
ihm
uns
euch
Ihnen
ihnen
mij
jou
hem
wie
ons
haar
jullie
u
hen/hun
Slide 8 - Drag question
Ich bin gleich bei ...... (u)
A
Sie
B
ihr
C
Ihnen
Slide 9 - Quiz
Gehst du mit ..... (ons) ins Kino?
A
wir
B
uns
C
ihm
Slide 10 - Quiz
Heute Abend komme ich zu ....(jou)
A
dir
B
du
C
ihr
Slide 11 - Quiz
Was ist richtig?
A
nach = landen/gebouwen
B
nach = richting / landen/steden
C
zu = gebouwen/ personen
D
zu = richting
Slide 12 - Quiz
Übersetze und ergänze die richtige Form.
(van wie) … ist diese Telefonnummer?
A
Von wer
B
Von wen
C
Von wem
D
Von was
Slide 13 - Quiz
Übersetze und ergänze die richtige Form.
Warum möchtest du (bij ons) … arbeiten?
A
bei ihr
B
bei mir
C
bei ihm
D
bei uns
Slide 14 - Quiz
Übersetze und ergänze die richtige Form.
Gehst du morgen (met hen) … ins Restaurant?
A
mit ihnen
B
mit euch
C
mit ihr
D
mit Ihnen
Slide 15 - Quiz
Übersetze und ergänze die richtige Form.
naar haar Pia hat angerufen. Ich gehe ..........
Slide 16 - Open question
Übersetze und ergänze die richtige Form.
jou Luka, was soll bloß aus … werden?
Slide 17 - Open question
Übersetze und ergänze die richtige Form.
van jullie Es würde mich freuen ...… zu hören.
Slide 18 - Open question
Übersetze und ergänze die richtige Form.
na hem Ich soll mich ..… beim Direktor melden.
Slide 19 - Open question
Übersetze und ergänze die richtige Form.
met mij Warum hast du deinen Geburtstag nicht ..… gefeiert?
Slide 20 - Open question
More lessons like this
persoonlijke voornaamwoorden/voorzetsels 3e naamval
February 2024
- Lesson with
29 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
5V Personalpronomen (Na Klar K1/4:12+13)
27 days ago
- Lesson with
39 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2-6
3 havo Kapitel 2 5 les DU 4
October 2024
- Lesson with
26 slides
Duits
Secondary Education
V3 K2 Personalpronomen Akkusativ / Dativ
May 2023
- Lesson with
18 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Maandag 17.05.21
May 2021
- Lesson with
42 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Les 20 "Wiederholung: Grammatik I"
April 2024
- Lesson with
17 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
persoonlijk voornaamwoorden naamvallen
October 2024
- Lesson with
46 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, vwo
Leerjaar 3
Personalpronomen korte toets
June 2023
- Lesson with
21 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3