1.1 fictie (1)

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek



1 / 11
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek



Slide 1 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

2.5: grammatica
korte terugblik
Huiswerk check: zijn er nog vragen bij bepaalde opdrachten



timer
5:00

Slide 3 - Slide

Lesdoelen 
In deze paragraaf herhaal je:

• wat het verschil is tussen fictie en non-fictie;
• wat een personage is;
• wat spanning en spanningsvragen zijn;
• hoe je een boek beoordeelt.
§1.1

Slide 4 - Slide

Voorkennis
denken: schrijf op waar je aan denkt bij het woord fictie
delen: bespreek wat met je buur wat je op hebt geschreven
uitwisselen: we maken klassikaal een mindmap

timer
1:00

Slide 5 - Slide

Fictie en non-fictie
  • fictie = een verzonnen tekst. Kan realistisch zijn, maar ook niet-realistisch 
    Bijvoorbeeld een verhaal, gedicht, leesboek en film.

  • non-fictie = een tekst over iets wat echt is gebeurd. Is altijd realistisch 
     Bijvoorbeeld een krantenbericht, artikel, recept en handleiding.

Slide 6 - Slide

Lezen van de leertekst 
samen maken we opdracht 2

Slide 7 - Slide

lezen van de leertekst 
'een boek beoordelen'

maken van opdracht 7

Slide 8 - Slide

Tijd over opdracht
Hoofdstuk 1, §1.1 fictie, opdr 3tm6 

Klaar? 
  1. nakijken
  2. woorden oefen met de woordtrainer of lezen in je leesboek


Slide 9 - Slide

Afsluiting
trailer wraak

Slide 10 - Slide

Huiswerk
geen 

Slide 11 - Slide