De SI-eenheid van de hoeveelheid lading (Q) is de coulomb (C). Er geldt dus:
Als we elektriciteit willen begrijpen, dan spreekt het voor zich dat we willen weten hoeveel lading er in een bepaalde tijd door de schakeling stroomt. We noemen dit de stroomsterkte (I). De SI-eenheid van de stroomsterkte is de ampère (A). Ampère staat voor de hoeveelheid coulomb die per seconde door een punt in de schakeling stroomt. De ampère is dus gelijk aan coulomb per seconde (C/s).
Er geldt dus:
We kunnen de stroomsterkte berekenen met de volgende formule:
waarin:
I = stroomsterkte (A)
Q = lading (C)
t = tijd (s)
[Q]=C
[I]=A=C/s
I=tQ
1 / 19
next
Slide 1: Slide
This lesson contains 19 slides, with text slides.
Items in this lesson
Lading en stroomsterkte
De SI-eenheid van de hoeveelheid lading (Q) is de coulomb (C). Er geldt dus:
Als we elektriciteit willen begrijpen, dan spreekt het voor zich dat we willen weten hoeveel lading er in een bepaalde tijd door de schakeling stroomt. We noemen dit de stroomsterkte (I). De SI-eenheid van de stroomsterkte is de ampère (A). Ampère staat voor de hoeveelheid coulomb die per seconde door een punt in de schakeling stroomt. De ampère is dus gelijk aan coulomb per seconde (C/s).
Er geldt dus:
We kunnen de stroomsterkte berekenen met de volgende formule:
waarin:
I = stroomsterkte (A)
Q = lading (C)
t = tijd (s)
[Q]=C
[I]=A=C/s
I=tQ
Slide 1 - Slide
Lading en stroomsterkte
De SI-eenheid van de hoeveelheid lading (Q) is de coulomb (C). Er geldt dus:
Als we elektriciteit willen begrijpen, dan spreekt het voor zich dat we willen weten hoeveel lading er in een bepaalde tijd door de schakeling stroomt. We noemen dit de stroomsterkte (I). De SI-eenheid van de stroomsterkte is de ampère (A). Ampère staat voor de hoeveelheid coulomb die per seconde door een punt in de schakeling stroomt. De ampère is dus gelijk aan coulomb per seconde (C/s).
Er geldt dus:
We kunnen de stroomsterkte berekenen met de volgende formule:
waarin:
= stroomsterkte (A)
= lading (C)
= tijd (s)
[Q]=C
[I]=A=sC
I=tQ
I
Q
t
Slide 2 - Slide
Atomen
Alle materie in het universum bestaat uit bolvormige deeltjes die we atomen noemen. Atomen bestaan op hun beurt uit nog kleinere deeltjes. In de atoomkern bevinden zich deeltjes met een positieve lading genaamd protonen. Deze protonen zijn relatief zwaar en zitten stevig vast in de atoomkern.
Om de atoomkern heen bewegen een aantal deeltjes met een negatieve lading genaamd elektronen. Deze deeltjes zijn relatief licht en bewegen met enorme snelheid om de atoomkern. Het zijn deze negatieve ladingen die zorgen voor elektriciteit.
Elektriciteit - Lading Elektriciteit - Stroomsterkte en spanning Elektriciteit - Weerstand Elektriciteit - A- en V- meters Elektriciteit - Vermogen
Elektriciteit - Vervangingsweerstand
Elektriciteit - Soortelijke weerstand
Slide 7 - Slide
Hoofdstuk Elektriciteit
Elektriciteit - Stroomsterkte en spanning
Elektriciteit - Schakelingen
Elektriciteit - Lading
Elektriciteit - Vermogen
Elektriciteit - Weerstand
Elektriciteit - Vervangingsweerstand
Elektriciteit - A- en V- meters
Elektriciteit - Soortelijke weerstand
Slide 8 - Slide
Kracht
Ontbinden van krachten
Slide 9 - Slide
Hoofdstuk Kracht
Kracht - Ontbinden van krachten
Kracht - Derde wet van Newton (V)
Kracht - Het moment (H)
Kracht - Soorten kracht
Kracht - Zwaarte- en veerkracht.
Kracht - Resulterende kracht
Kracht - Krachtenevenwicht
Kracht - Eerste wet van Newton
Kracht - Tweede wet van Newton
Slide 10 - Slide
Hoofdstuk Kracht
Kracht - Zwaarte- en veerkracht
Kracht - Resulterende kracht
Kracht - Krachtenevenwicht
Kracht - Eerste wet van Newton
Kracht - Tweede wet van Newton
Kracht - Ontbinden van krachten
Kracht - Derde wet van Newton (V)
Kracht - Het moment (H)
Kracht - Soorten kracht
Slide 11 - Slide
Ontbinden van krachten
Zoals eerder vermeld, werkt een deel van de zwaartekracht loodrecht op het oppervlak (Fz⊥) en wilt een ander deel het voorwerp van de helling trekken (Fz∥). In dit geval hebben we Fz⊥ bepaald en die werkt recht op het oppervlak. Dus moet de normaalkracht FN is net zo groot zijn als de Fz⊥:
De normaalkracht is in de afbeelding in het geel getekend als een vectorpijl die loodrecht op het oppervlak staat.
Er is nog steeds een deel van de zwaartekracht die het voorwerp van de helling wil trekken. Let op: het voorwerp schuift met constante snelheid van de helling af. Dan weten we dat de eerste wet van Newton van toepassing is, en de krachten in de bewegingsrichting gelijk aan elkaar moeten zijn:
Daarom is de vectorpijl van de Fw,schuif (in paars) net zo groot als Fz∥ (in blauw). Nu zijn alle krachten in balans en correct getekend.
Fres=0→Fz∥=Fw,schuif
Fz⊥=FN
Slide 12 - Slide
Krachten bepalen met schaal
Zoals eerder vermeld, werkt een deel van de zwaartekracht loodrecht op het oppervlak (Fz⊥) en wilt een ander deel het voorwerp van de helling trekken (Fz∥). In dit geval hebben we Fz⊥ bepaald en die werkt recht op het oppervlak. Dus moet de normaalkracht FN is net zo groot zijn als de Fz⊥.
De normaalkracht is in de afbeelding in het geel getekend als een vectorpijl die loodrecht op het oppervlak staat.
Er is nog steeds een deel van de zwaartekracht die het voorwerp van de helling wil trekken. Let op: het voorwerp schuift met constante snelheid van de helling af. Dan weten we dat de eerste wet van Newton van toepassing is, en de krachten in de bewegingsrichting gelijk aan elkaar moeten zijn:
Daarom is de vectorpijl van de Fw,schuif (in paars) net zo groot als Fz∥ (in blauw). Nu zijn alle krachten in balans en correct getekend.
Fres=0→Fz∥−Fw,schuif=0
→Fz∥=Fw,schuif
Slide 13 - Slide
Constante snelheid
De eerste wet van Newton is goed te merken tijdens het fietsen. Als een stoplicht op groen springt en je begint te fietsen, dan moet je aan het begin heel veel kracht zetten. Tijdens het versnellen moet jouw spierkracht immers groter zijn dan de wrijvingskracht (zie de eerste onderstaande afbeelding).
Als je echter eenmaal met een constante snelheid rijdt, dan kost het fietsen plotseling veel minder kracht. Bij een constante snelheid is de resulterende kracht namelijk nul en dat betekent dat de spierkracht nu slechts even groot hoeft te zijn als de wrijvingskracht.
Ook in de metro, bus, tram of trein is de eerste wet van Newton goed te merken. Als de metro versnelt of remt, dan moeten we ons goed vasthouden. Als de metro echter eenmaal met een constante snelheid rijdt, dan is de resulterende kracht nul en voel je niets meer van de beweging. Het is daarom dan ook niet meer nodig je vast te houden.
Op eenzelfde manier merken we niets van de beweging van de aarde om de zon en de rotatie van de aarde.
Slide 14 - Slide
Voorbeeld I: glad en ruw
Laten we een aantal voorbeelden uiteenzetten. Stel dat een steentje een tikje krijgt op een ijsbaan die geen wrijvingskracht aan het steentje levert, oftewel een perfect gladde ijsbaan. Dan blijft het steentje met een constante snelheid voortbewegen.
Na de tik werkt er geen spierkracht meer op het steentje en is de resulterende kracht dus nul. Dit komt dus overeen met de eerste wet van Newton.
Als we een voorwerp over een ruw oppervlak voortduwen met een constante snelheid, dan blijkt de spierkracht gelijk te zijn aan de wrijvingskracht. Ook hier is de resulterende kracht dan dus nul. Ook hier geldt dus de eerste wet van Newton.