Herhaling T2 Voortplanting

Door bacterie
Door virus
Chlamydia
Herpes genitalis
Gonorroe
Hepatitis B
HIV (AIDS)
Syfilis
1 / 35
next
Slide 1: Drag question
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Door bacterie
Door virus
Chlamydia
Herpes genitalis
Gonorroe
Hepatitis B
HIV (AIDS)
Syfilis

Slide 1 - Drag question

SOA's die bestreden kunnen worden met antibiotica

Chlamydia
Herpes genitalis
Gonorroe
Hepatitis B
HIV (AIDS)
Syfilis

Slide 2 - Drag question

Slide 3 - Slide

Wat betekent 'seropositief'?

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

Welk hormoon wordt aangetoond bij een zwangerschapstest?
A
HCG
B
Oestrogeen
C
Progesteron

Slide 6 - Quiz

Welk hormoon of welke hormonen stimuleert/stimuleren de groei van het baarmoederslijmvlies?
A
Alleen oestrogeen
B
Alleen progesteron
C
Zowel oestrogeen als progesteron

Slide 7 - Quiz

Zygote
Ontsluiting
Nageboorte
Het breken van vruchtvliezen
Placenta wordt uitgedreven
Bevruchte eicel

Slide 8 - Drag question

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Een man is gesteriliseerd. Maakt deze man nog zaadcellen aan? En testosteron?
A
Alleen nog zaadcellen
B
Alleen nog testosteron
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 12 - Quiz

Welke uitspraak is juist?
1. Het gele lichaam maakt progesteron
2. De placenta maakt progesteron
A
Alleen uitspraak 1
B
Alleen uitspraak 2
C
Beide uitspraken
D
Geen van beide uitspraken

Slide 13 - Quiz


A
5-2-1-3-4
B
1-2-3-4-5
C
2-1-3-4-5
D
2-1-3-5-4

Slide 14 - Quiz

Hoeveel chromatiden (DNA-strengen) zijn hier aanwezig?
A
1
B
2

Slide 15 - Quiz


A
4-2-1-3
B
4-3-2-1
C
2-4-1-3
D
4-2-3-1

Slide 16 - Quiz


A
Menstruatie bij dag 1
B
Menstruatie bij dag 14
C
Menstruatie bij dag 20
D
Menstruatie bij dag 21

Slide 17 - Quiz


A
Innesteling bij P
B
Innesteling bij Q
C
Innesteling bij R

Slide 18 - Quiz

Waar vindt dit plaats?
A
Eierstok
B
Eileider
C
Baarmoeder

Slide 19 - Quiz

Wat is een foetus?

Slide 20 - Open question

Welke uitspraak is juist?
1. Testosteron wordt in de zaadblaasjes gemaakt
2. Oestrogeen wordt in de hypofyse gemaakt

A
Alleen uitspraak 1
B
Alleen uitspraak 2
C
Beide uitspraken
D
Geen van beide uitspraken

Slide 21 - Quiz

In welk orgaan vindt meiose plaats?
A
Bijbal
B
Prostaat
C
Teelbal
D
Zaadblaasjes

Slide 22 - Quiz

In welk orgaan vindt meiose plaats?
A
Eileider
B
Eierstok
C
Baarmoeder
D
Hypofyse

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

In welk onderdeel vindt meiose plaats?
A
6
B
7
C
10

Slide 25 - Quiz

Welk type cel is diploïd?
A
Eicel
B
Zaadcel
C
Zygote

Slide 26 - Quiz

In welk orgaan kunnen haploïde cellen voorkomen?
A
Prostaat
B
Urineleider
C
Zaadleider

Slide 27 - Quiz

Welk type cel is haploïd?
A
Stuifmeelkorrel
B
Cel in een kelkblad
C
Cel in een kroonblad
D
Cel in een helmdraad van een meeldraad

Slide 28 - Quiz

Welk orgaan produceert hormonen die schaamhaargroei stimuleren?
A
Hypofyse
B
Schildklier
C
Teelballen
D
Hypothalamus

Slide 29 - Quiz

Welk orgaan stimuleert de sertolicellen tot het maken van zaadcellen?
A
FSH
B
LH
C
HCG

Slide 30 - Quiz

Hebben hormonen uit de hypofyse invloed op de weefsels zoals weergegeven in de bron? En hormonen uit de testis zelf?

A
alleen hormonen uit de hypofyse
B
alleen hormonen uit de testis
C
hormonen uit de hypofyse en testis

Slide 31 - Quiz

Welk hormoon stimuleert de ovulatie?
A
FSH
B
LH
C
HCG

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Een man is gesteriliseerd. Maakt deze man nog zaadcellen aan? En testosteron?
A
Alleen nog zaadcellen
B
Alleen nog testosteron
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 35 - Quiz