Stepping Stones Recap Chapter 5

Chapter 5 

Words/Stones/Grammar
1 / 29
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Chapter 5 

Words/Stones/Grammar

Slide 1 - Slide

Today's goals



I know all the words from chapter 5
I know how to translate sentences from Dutch to English
I can use the present simple/present continuous/past simple

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

In puppy class dogs learn to behave.
behave = ................

Slide 4 - Open question

Can you recommend some good books to read?
recommend = ................

Slide 5 - Open question

I don’t want to sit naast him!
naast = ............

Slide 6 - Open question

You can always hergebruiken plastic bottles.
hergebruiken = ..................

Slide 7 - Open question

There is a lot of _____ on the road in the morning.
I can’t _______ the way home.
I want to _____ my two dogs so I have more dogs.
There was no point making an ______ of it.
traffic
issue
remember
breed

Slide 8 - Drag question

Kies en vertaal:
zeker/bedreigde/ onlangs/dierenverzorger

I can’t say for _______ but I think I’m right.

Slide 9 - Open question

Kies en vertaal:
zeker/bedreigde/ onlangs/dierenverzorger

My sister asked the ______ what they fed the animals.

Slide 10 - Open question

Kies en vertaal:
zeker/bedreigde/ onlangs/dierenverzorger

The white rhino is an _________ species.

Slide 11 - Open question

Stones zinnen

Slide 12 - Slide

Vertaal deze zin:
In het regenwoud zijn er wormen en andere kleine dieren.

Slide 13 - Open question

Vertaal deze zin:
Mijn hond blaft altijd wanneer hij wil spelen.

Slide 14 - Open question

Vertaal deze zin:
Je zou kunnen helpen door het afval in het park te verzamelen

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide


Present Simple
Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 17 - Quiz

Wat zijn signaalwoorden voor de present simple?
A
now, at the moment
B
already, yet, since, for, just
C
last week, in 1962, three years ago
D
always, ever, never, often, usually, every day

Slide 18 - Quiz


Wat is de regel van de present simple?
A
hele ww+ - ed
B
shit = she/he/it hele ww+ -s
C
hele ww+-ing

Slide 19 - Quiz

Pick the example of the present simple.
A
I was walking in the park.
B
I walked in the park yesterday.
C
I walk in the park every day.
D
I am walking in the park right now.

Slide 20 - Quiz


Present Continuous
Wanneer gebruik je de Present Continuous?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 21 - Quiz

Wat zijn signaalwoorden voor de present continuous?
A
now, at the moment
B
already, yet, since, for, just
C
last week, in 1962, three years ago
D
always, ever, never, often, usually, every day

Slide 22 - Quiz

Wat is de regel van de present continuous?
A
hele ww+ - ed
B
shit = she/he/it hele ww+ -s
C
hele ww+ -ing

Slide 23 - Quiz

Pick the example of the present continuous.
A
I was walking in the park.
B
I walked in the park.
C
I walk every day.
D
I am walking in the park right now.

Slide 24 - Quiz


Past Simple
Wanneer gebruik je de Past Simple?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 25 - Quiz

Wat zijn signaalwoorden voor de Past simple?
A
now, at the moment
B
already, yet, since, for, just
C
last week, in 1962, three years ago
D
always, ever, never, often, usually, every day

Slide 26 - Quiz

Wat is de regel van de past simple?
A
hele ww+ - ed
B
shit = she/he/it hele ww+ -s
C
hele ww+ -ing

Slide 27 - Quiz

Pick the example of the past simple.
A
I was walking in the park.
B
I walked in the park yesterday.
C
I walk in the park every day.
D
I am walking in the park now.

Slide 28 - Quiz

I understand everything!
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll