Les 15 H1 Gram. 2 wo 6e uur 6-10-21 klas 1hv1

Welkom! Klas 1HV1
6e uur NE
6-10-2021
Les 15  

H1 Grammatica woordsoorten
zelfstandignaamwoord en lidwoord

1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom! Klas 1HV1
6e uur NE
6-10-2021
Les 15  

H1 Grammatica woordsoorten
zelfstandignaamwoord en lidwoord

Slide 1 - Slide

Voorleestijd!
Zomerwoud van Linda Dielenmans

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Terugblik vorige les(sen)

Slide 4 - Slide

Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 5 - Mind map

Wat is een werkwoord?
A
mens, dier of ding
B
het vertelt wat iemand doet of wat er gebeurt
C
wanneer, hoe of waar iets gebeurt
D
dat iemand iets maakt

Slide 6 - Quiz

De persoonsvorm geeft het getal en de tijd aan. Wat wordt hiermee bedoeld?
A
enkelvoud en meervoud, de voltooide tijd
B
enkelvoud en meervoud, tegenwoordige en verleden tijd
C
de hoeveelheid, tegenwoordige en verleden tijd
D
de hoeveelheid, de voltooide tijd

Slide 7 - Quiz

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
De zin in een andere tijd zetten
B
De zin van enkelvoud in meervoud zetten (of andersom)
C
Een vraagzin maken
D
Wie of wat?

Slide 8 - Quiz

Welk woord is de persoonsvorm?Annabel heeft de toets gisteren gemaakt.
A
Annabel
B
heeft
C
toets
D
gemaakt

Slide 9 - Quiz

Wat is een zinsdeel?
A
een stukje informatie
B
één woord
C
meerdere woorden
D
één woord of een groepje woorden die bij elkaar horen

Slide 10 - Quiz

een zinsdeel vind je door...
A
de zin vragend te maken
B
de zin in de verleden tijd te zetten
C
welke woorden bij elkaar blijven als je de volgorde van de zin verandert
D
te kijken welke woorden voor de persoonsvorm kunnen staan

Slide 11 - Quiz

huiswerkcontrole
Controleer je huiswerk (gebruik Classroom)
opdr 5 en 6 van woordenschat 1
opdracht 1 t/m 4 van grammatica 1 zinsdelen
timer
5:00

Slide 12 - Slide

Vandaag
H1 Grammatica woordsoorten
 naamwoord en lidwoord

Slide 13 - Slide

Wat weet je al?

Slide 14 - Slide

Startopdracht
Verdeel de onderstaande woorden in drie groepen. 
Welke woorden horen volgens jullie bij elkaar? 
Er zijn verschillende goede oplossingen.


boekenlegger – boeket – fantasie – fraai – geniaal – geloven – lelijk – nietmachine – ontmoeten – regenen – soldaat – talent – tuinieren – vakantie – verhuizen

Leg uit hoe jullie tot de verdeling zijn gekomen.

Je kunt groeperen:
  • naar woordsoort (werkwoord, zelfstandig naamwoord e.d.)
  • op beginletter (boeket, boekenlegger)
  • op het aantal lettergrepen of op inhoud/betekenis.
timer
3:00

Slide 15 - Slide

Theorie

Slide 16 - Slide

Leerdoelen
Je leert:
  • over zelfstandige naamwoorden 
  • lidwoorden.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

Zelfstandige naamwoorden en lidwoorden
Woorden kun je indelen in woordsoorten. 

In de zin 

De knappe jongen zwaait. 

komen vier woordsoorten voor: 
  • de is een lidwoord
  • knappe is een bijvoeglijk naamwoord
  • jongen is een zelfstandig naamwoord
  • zwaait is een werkwoord.

Slide 19 - Slide

Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord (zn) is een woord voor:
  • een mens
  • dier
  • plant
  • ding
  • gevoel
  • Een eigennaam 

Een zelfstandig naamwoord heeft meestal een enkelvoud en een meervoud (huis – huizen; kameraad – kameraden).
Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken (huis – huisje; kameraad – kameraadje).
Je kunt er vaak de, het of een voor zetten (het huis – een huis; de kameraad – een kameraad).


  • jongen, bakker
  • eekhoorn
  • narcis
  • tafel, stad
  • blijdschap
  • Sjoerd

Slide 20 - Slide

Bepaald en onbepaald lidwoord
Er zijn drie lidwoorden: de, het, een:

– De docent zal een boek over het mysterie van de liefde voorlezen.

De woorden de en het zijn bepaald lidwoord (blw).
Een noem je onbepaald lidwoord (olw).

Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord: het (blw) verhaal (zn).
Soms staan tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord nog andere woorden: een (olw) heel mooi verhaal (zn).

Slide 21 - Slide

Begrepen?

Slide 22 - Slide

Wat zijn de zelfstandige naamwoorden in de volgende zin:
De gekleurde ballonnen zijn in de kamer van de vrouw opgeblazen.
A
gekleurde, vrouw
B
ballonnen, kamer, vrouw.
C
kamer, vrouw
D
gekleurde, ballonnen, kamer, vrouw.

Slide 23 - Quiz

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
Naam van een ding.
B
Namen van dingen die er bestaan.
C
Naam van een mens, dier, ding of plant, of eigen namen.
D
Namen van dieren die overal leven.

Slide 24 - Quiz

Heerenveen =
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Stoffelijk zelfstandig naamwoord

Slide 25 - Quiz

De
verkoper
Glimlacht
Werkwoord
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord

Slide 26 - Drag question

een
A
bepaaldLidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Werkwoord
D
onbepaald lidwoord

Slide 27 - Quiz

rijst
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Werkwoord

Slide 28 - Quiz

Wat is een zelfstandig naamwoord?
+
-

Slide 29 - Drag question

Het
A
Onbepaald lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
Bepaald lidwoord

Slide 30 - Quiz

Oefenen
Maken opdracht 1, 2, 3, 4 en 5
Van Grammatica woordsoorten blz. 30 en 31

Slide 31 - Slide

Evaluatie Lesdoelen
Ik kan:
  • in een zin zelfstandige naamwoorden herkennen
  • in een zin bepaalde en onbepaalde lidwoorden herkennen

Slide 32 - Slide

Ik vond deze les:
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

Huiswerk
donderdag 7 oktober 2021
3e uur

  • maken opdracht 1 t/m 5 van grammatica (blz. 31 +32)

Slide 34 - Slide