3. Economische dimensie

Burgerschap
Economische dimensie
1 / 21
next
Slide 1: Slide
maatschappelijke zorgMBOStudiejaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Burgerschap
Economische dimensie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

De economische dimensie
Twee deelgebieden:
  • Werk gerelateerd
  • Persoonlijk

Functioneren op de arbeidsmarkt:
  • Kennis over de regels binnen de arbeidsmarkt en eraan houden.
  • Kennis over de rechten en plichten van de beroepsbeoefenaar en collegiaal opstellen. 

Kritisch consument:
  • Kennis over hoe informatie over producten en diensten verzameld kan worden
  • Inzicht in zijn eigen wensen in relatie met zijn financiële speelruimte. 
  • Afwegingen maken met betrekking tot maatschappelijke belangen (duurzaamheid en gezondheidsaspecten).

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Kennis/inzicht 
Onderwerpen die bij de economische dimensie aan bod komen:
  • De maatschappelijke functies en waardering van arbeid;
  • De factoren die van invloed zijn op de bedrijfscultuur;
  • De arbeidsverhoudingen in Nederland;
  • De rol en de invloed van branche- of vakorganisaties;
  • De rol van de overheid op het gebied van arbeid;
  • De verzorgingsstaat en de consumentenmarkt;
  • De belangrijkste principes van budgettering;
  • Kenmerken van duurzame consumptie en productie;
  • De rol en de invloed van consumentenorganisaties;
  • De invloed van de media op het bestedingspatroon van consumenten.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

2a. ECONOMISCHE DIMENSIE 
(werk gerelateerd)

1. Ik pas me aan, aan de regels van de omgeving waarin ik werk.
2. Ik zorg dat mijn uiterlijk en/of kleding past bij mijn werkomgeving.
3. Ik ga zorgvuldig om met vertrouwelijke informatie.
4. Ik kom mijn afspraken na.
5. Ik neem verantwoordelijkheid voor mijn eigen handelen.
6. Ik luister naar feedback van anderen over mijn werk of (beroeps)-houding.
7. Ik stel mij collegiaal op.
8. Ik ben op de hoogte van mijn rechten en plichten als werknemer.
9. Ik ken de rol van de ondernemersraad in de arbeidsorganisatie waar ik stageloop.
10. Ik weet waar ik informatie kan vinden over sociale zekerheidswetten.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

9. Ik ken de rol van de ondernemersraad in de arbeidsorganisatie waar ik stageloop.

Ik was me niet bewust van de rol van de ondernemersraad in de arbeidsorganisatie waar ik stageloop. Wel vond ik dat ik hiervan op de hoogte moest zijn, daarom heb ik mij door middel van de volgende site extra ingelezen in deze ondernemingsraad:

http://ik-verzin-hier-voor-dit-moment-maar-een-site.nl/zoek-zelf-de-relevante-site

(Bewijsstuk)

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

2b. ECONOMISCHE DIMENSIE 
(persoonlijk)

1. Ik ben mij bewust van mijn uitgavenpatroon.
2. Ik beslis op basis van prijs, kwaliteit en eigen budget over een te kopen product.
3. Ik kan voor- en nadelen benoemen van een aan te schaffen product voor mezelf, anderen en het milieu.
4. Ik onderscheid reclame van feitelijke informatie.
5. Ik concludeer welk product voor mij het meest geschikt is.
6. Ik weet hoe en waar ik een klacht over een product of dienst kan indienen.
7. Ik ben me bewust van milieu- en maatschappelijke effecten van mijn handelen als consument.
8. Ik kan mijn inkomen op verantwoorde wijze budgetteren.
9. Ik verzamel voldoende en relevante informatie over kredietvormen.
10. Ik weet waar ik hulp kan vinden als ik schulden heb.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

1. Ik ben mij bewust van mijn uitgavenpatroon.

Hier ben ik mij inmiddels heel erg bewust van. Tijdens de lessen hebben we het hierover gehad, dit maakt dat ik mezelf hier extra in ben gaan verdiepen. ik heb voor mezelf een kasboekje bijgehouden, hieruit bleek dat ik in eerste instantie meer geld uitgaf dan dat er binnen kwam. hier heb ik aanpassingen in gemaakt en nu zijn mijn financiën in balans.

(Voorbeeld!)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Kennis opfrissen

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

INKOMSTEN ZIJN...
A
Alles wat ik binnen krijg
B
Alles wat ik uitgeef
C
Al mijn cash doekoe
D
Alles wat op mijn spaarrekening staat

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel procent van haar geld geeft de overheid uit aan zorg?
A
1 %
B
6 %
C
15 %
D
26 %

Slide 10 - Quiz

Van al het overheidsgeld zijn de grootste uitgaven aan:
  1. Sociale Zekerheid 29%
    (uitkering van pensioenen, ziektegeld, werkloosheidsuitkering, maar ook voor de huur- en zorgtoeslag)
  2. Zorg 26%
  3. Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 12%
HOE NOEM JE HET ALS JE MEER UITGEEFT DAN DAT ER IN KOMT?
A
In het blauw staan
B
Een blauwtje lopen
C
In het rood staan
D
Groen zien

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Je nettoloon is minder dan je brutoloon. Hoe komt dit?
A
Er gaan heffingen en premies af.
B
Je nettoloon is juist hoger dan je brutoloon.
C
Omdat je ook het salaris van je collega's betaald.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Hoe worden salarissen bepaald?
A
Door onderhandelingen.
B
Door de overheid.
C
Door de werkgever.
D
Door de baas van een bedrijf.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Zodra je 18 wordt, wie is er dan financieel verantwoordelijk voor jou?
A
Jijzelf
B
Je ouders blijven verantwoordelijk
C
Jijzelf, maar tot je 21e moeten je ouders helpen bij schulden
D
De overheid

Slide 14 - Quiz

Als ouder blijft u onderhoudsplichtig totdat uw kind 21 jaar wordt. Dat betekent dat u er nog steeds verantwoordelijk voor bent dat uw kind onderdak, kleding, voeding, scholing en medische hulp krijgt.
Waar kun je een DigiD voor gebruiken?
A
aanvragen studiefinanciering
B
aanmelden nieuwe opleiding
C
stemmen bij de verkiezingen
D
verzekering afsluiten

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurt er als geen zorgverzekering afsluit?
A
Dit maakt eigenlijk niet uit
B
Je krijgt geen medische zorg
C
Je krijgt een boete en een extra dure verzekering
D
Dan blijven je ouders voor je verzekering zorgen

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Waar wordt niet naar gekeken als je een zorgtoeslag aanvraagt?
A
Je inkomen
B
Je leeftijd
C
Je vermogen; spaargeld, bezittingen etc.
D
De kosten van je verzekering

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een CAO?
timer
0:30
A
Collectieve Arbeidsovereenkomst
B
Centrale Arbeidsonderneming
C
Collectieve Arbeidsonderneming
D
Centrale Arbeidsovereenkomst

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions


Wanneer is het Prinsjesdag?
A
De eerste dinsdag van september.
B
De tweede dinsdag van september.
C
De derde dinsdag van september.
D
Dat is ieder jaar anders.

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions


Wat wordt er op Prinsjesdag bekend gemaakt?
A
De nieuwe plannen voor het komende jaar.
B
Hoeveel geld de overheid het afgelopen jaar heeft uitgegeven.
C
Wie de mooiste hoed op heeft.
D
Welke belangrijke mensen er in de Ridderzaal zitten.

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat hebben jullie tijdens de lessen o.a. gedaan?
  • Inkomsten/uitgaven overzicht (kasboek)
  • Bedenken waarom je kon besparen
  • Wist-u-dat m.b.t. besparen
  • CAO onderzocht

Slide 21 - Slide

This item has no instructions