2023_week48_2mh_les1_Woordzoeker en voorbereiding SO

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Du hast 3 min für:

Je hebt 3 min om: 

• Jacke aus
• Laptop geschlossen auf dem Tisch
• Buch/ Heft/ Stift auf dem Tisch

• Als de timer is gestopt zie ik iedereen in stilte bezig met het maken van een woordzoeker Kapitel 4, Lektion 4, 5, 6
  

Worträtsel

- Maak een woordzoeker met de Duitse woorden van Kapitel 4, Lektion 4, 5, 6 blz. 46-47

- Gebruik alleen hoofdletters

- Schrijf de Nederlandse vertaling eronder of naast

- Gebruik 10 tot 15 woorden

- Schrijf geen lidwoorden

- Schrijf je naam erop

Was machen wir heute?

• Worträtsel
• Quiz
• deutsches Lied

Lernziel

• Aan het einde van de les weet je welke onderdelen je al goed beheerst en waar je nog beter voor moet oefenen, doordat je de quiz hebt gespeeld.

Vertaal: In meiner Freizeit shoppe ich am liebsten.

Vertaal: Gestern war ich auf einem Konzert.

Vertaal: Am Freitag haben wir einen Ausflug gemacht.

Ich..............(mögen) pizza.

1. magst
2. möge
3. mag
4. mage

Du.................(leuk vinden) den neuen Song von Ed Sheeran.

1. darfst
2. magst
3. magst
4. kannst

Wir...........(mogen) noch einen Film sehen.

1. dürfen
2. mögen
3. können
4. darfen

In december

1. im Dezember
2. am Dezember
3. um Dezember

Vertaal: ik mag

Vertaal: jullie houden van

Vertaal: zij kan

Vertaal: wij mogen

Op maandag

1. im Montag
2. am Montag
3. um Montag

In de herfst

1. im Herbst
2. am Herbst
3. um Herbst

Op 27 november

1. im 27. November
2. am 27. November
3. um 27. November

Om 09:00

1. im 09:00
2. am 09:00
3. um 09:00

08:00

1. am Morgen
2. morgens
3. am Vormittag

10:30

1. am Morgen
2. morgens
3. am Vormittag
4. vormittags

13:00

1. am Mittag
2. mittags
3. am Nachmittag
4. nachmittags

15:00

1. mittags
2. am Mittag
3. am Nachmittag
4. am Vormittag

03:00

1. mittags
2. vormittags
3. in der Nacht
4. nachts

Voltooid deelwoord van haben = gehabt

waar

niet waar

Voltooid deelwoord van sein = geseint

waar

niet waar

Vertaal: Ich heb gemaakt

1. ich hab mache
2. ich habst gemach
3. ich habe gemacht
4. ich haben gemacht

Vertaal: jij hebt gekookt

1. du habst kochen
2. du hast gekocht
3. du bist gekocht
4. du habe kochen

Vertaal: wij hebben gehad

1. wir haben gehabt
2. wir sind gehaben
3. wir habe gehabt
4. wir habt gehabt

jullie zijn geweest

1. ihr sind geseint
2. ihr seid geseind
3. ihr seid gewesen
4. ihr sind gewesen

An die Arbeit

Kies waar je nog beter voor wilt oefenen of maak de woordzoeker

- Schrijf de rijtjes van haben & sein

- Schrijf de rijtjes van de modale hulpwerkwoorden op blz. 12

- Online: Kapitel 4 --->woordtrainer---->4.4, 4.5, 4.6

- Online: Kapitel 4 ---->Versterk jezelf------------------------------------------>

- Online: Kaptitel 4.1--->Test jezelf---->dürfen, können, mögen

- Online: Kaptitel 4.2--->Test jezelf---->voltooid deelwoord

- Online: Kaptitel 4.4--->Test jezelf---->tijdsbepaling

- Online: Kapitel 4.5---->Test jezelf---->dagindeling

 - Online: Kaptitel 4.6--->Test jezelf---->Redemittel

Was hast du heute gelernt?

Aan het einde van de les weet je welke onderdelen je al goed beheerst en waar je nog beter voor moet oefenen, doordat je opdrachten hebt gemaakt.

Hausaufgaben

Lernen: 

Bereid je voor op de toets

- Rijtjes modale hulpwerkwoorden schrijven

- Rijtjes haben & sein schrijven

- Tijdsbepaling en dagindeling leren

- Wörter Lektion 4, 5, 6 op blz. 46-47 van DU-NL en NL-DU

- Redemittel L. 6 blz. 45 van DU-NL 

Abschluss

Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af

• na mijn startsignaal: inpakken
• zitten blijven tot de bel gaat- stil


• dan: klaar :)

Auf Wiedersehen!