MC Year 1 Present continuous or Present simple

Present continuous en Present simple
1 / 33
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Present continuous en Present simple

Slide 1 - Slide

Present simple / present continuous

Weet je nog het verschil tussen de present continuous en de present simple?
- Wanneer gebruik je deze tijden?
- Hoe maak je een zin met deze tijden?

Slide 2 - Slide

Present continuous

Je gebruikt de continuous als je wilt zeggen dat er NU iets aan de gang is.

Je maakt dat een zin met :       AM / ARE / IS     +      ING-VORM

Bijv.: Right now, I am listening to music,
my dag is driving to work and
my friends are playing football in the park.

Signaalwoorden: Look / (Right) now / At the moment

Slide 3 - Slide

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
Right now, my sister ____ (eat) an apple.

Slide 4 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
Look, their parents ____ (walk) the dog.

Slide 5 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
____ she ____ (listen) to music right now?

Slide 6 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
The cats ____ (not sleep ) now.

Slide 7 - Open question

Present simple

Je gebruikt de continuous als je wilt zeggen dat iets altijd, nooit of regelmatig gebeurd.

Je maakt dat een zin met :       Hele werkwoord (+s) 
-> Bijv.: I play football / She plays tennis
Je maakt een ontkennende zin met: don't/doesn't + hele werkwoord
-> Bijv.: I don't play tennis / She doesn't play football
Je maakt een vraag met: Do ... hele werkwoord ... / Does ... hele werkwoord
-> Bijv.: Do you play tennis? / Does she play football?

Signaalwoorden: always / sometimes / often / every ... / never / usually 

Slide 8 - Slide

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
I _____ (like) icecream.

Slide 9 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
My mum _____ (wash) our clothes every evening.

Slide 10 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
My friends _____ (not watch) cartoons.

Slide 11 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.
___ your brother _____ (play) guitar?

Slide 12 - Open question

ankle
to breathe
cheeks
chin
curly
eyebrow
tiny
smile
nails
jaw
to grow
thumb
lach
nagels
groeien
ademen
kin
wenk-brauw
klein
kaak
enkel
wangen
krullend
duim

Slide 13 - Drag question

aanraken
gezicht
hoofd
horen
huid
lichaam
zien
vinger
teen
tanden
lopen
rug
to see
toe
to walk
face
to hear
body
finger
teeth
to touch
head
skin
back

Slide 14 - Drag question

Now, it's your turn!
Maak eerst de vragenlijst op: 
stoeltjesdans.nl/afname
 afn.nr. 8447     /     afn.code c2cvek

Daarna oefenen met Engels:
Grammar present continuous / present simple:
-> Unit 5.4, ex. 5, 6, 7 (page 174-175)
Words about the human body:
-> Unit 5.4, ex. 2, 9 (page 172 + 176)

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Present continuous or present simple?
Kies bij de volgende vragen steeds of je de present continuous of de present simple moet gebruiken.
Kijk goed of het een bevestigende zin (+), een ontkennende zin (-/not), of een vraagzin (?) is.
Schrijf de juiste vorm op van het werkwoord tussen haakjes. Zorg dat je de woorden opschrijft die ontbreken in de zin.

Slide 17 - Slide

Present simple or present continuous: He _____ (go) for a run every morning.

Slide 18 - Open question

Present simple or Present continuous: Listen! __________ with his band?
A
Does Sem practise
B
Is Sem practising

Slide 19 - Quiz

present continuous or present simple
You always ... (give) such great parties.

Slide 20 - Open question

present simple or present continuous?

Look! The birds ... away!
A
fly
B
flying
C
are fly
D
are flying

Slide 21 - Quiz

present continuous or present simple
I ... (read) a book right now.

Slide 22 - Open question

present continuous or present simple
Hurry! The bus .. (leaving)

Slide 23 - Open question

present continuous or present simple?
She .. (do) her homework now

Slide 24 - Open question

present continuous or present simple
Look outside! The sun .. (shine)

Slide 25 - Open question

Present simple or Present continuous: They _______ houses quite often.
A
move
B
are moving

Slide 26 - Quiz

Present simple or present continuous: Dom ______ to school every day.
A
cycles
B
is cycling

Slide 27 - Quiz

present continuous or present simple
I ............ English grammar. (hate)

Slide 28 - Open question

present continuous or present simple
She .. (do) her homework now.

Slide 29 - Open question

present continuous or present simple
She .. (do) her homework

Slide 30 - Open question

Present simple or present continuous: Harriet _________ so loudly that my ears hurt.
A
always speaks
B
is always speaking

Slide 31 - Quiz

13. Present simple or present continuous?


Peter never __________ to school.
A
cycles
B
is cycling
C
cycle's
D
cycling

Slide 32 - Quiz

present continuous or present simple
Hurry! The bus .. (leaving)

Slide 33 - Open question