The Present and Racism Week 14

1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

De Amerikaanse leerlingen leggen uit wat ze meemaakten nadat het corona virus uitbrak. Welke van de volgende opties past daar NIET bij?
A
Boycotten van alles wat een Chinese achtergrond heeft, inclusief eten.
B
Italianen werden na Chinees-uitziende leerlingen ook al lastig gevallen.
C
Iedereen over één kam scheren, geen onderscheid meer maken.
D
Pestgedrag zoals beledigen in publiek en geweld.

Slide 5 - Quiz

Waarom zijn epidemieën en rasisme aan elkaar gelinkt volgens de video?
A
Zo'n epidemie komt vaak uit een land waar ook al rasisme was.
B
Omdat een epidemie vaak uit één land komt, gaan mensen iedereen uit dat land als slecht zien.
C
Het gebeurde al eerder met andere epidemieën en bevolkingsgroepen.
D
Mensen hebben geen goede informatie over hoe ze veilig kunnen blijven.

Slide 6 - Quiz

love, hate, dislike, enjoy, like zijn nooit een ingvorm
Waar moet ik op letten?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

You always..!
often
every week
on Saturdays
at the moment
now
all the time..!
usually
Look at that
normally
today
never

Slide 9 - Drag question

What kind of racism do you see in the picture?

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Video

True or False? Hitler had drie/broers zussen die waren overleden.
A
true
B
false

Slide 12 - Quiz

True or False? Hitler is meerdere keren dakloos geweest.
A
true
B
false

Slide 13 - Quiz

Hoe ontwikkelde Hitler zijn anti-Joodse ideeën?
A
Hij had een moeilijke jeugd en had veel haat in zich.
B
Hij deed alles wat zijn vader juist niet wilde. Zijn vader was pro-Joods. Dus Hitler niet.
C
In Wenen waren mensen al anti-Joods. Dat inspireerde hem.
D
Alles wat hij deed mislukte terwijl hij zelf dacht dat hij beter was dan iedereen.

Slide 14 - Quiz

True or False? Hitler was een goede soldaat.
A
True
B
False

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide