This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
Examen 2016 BB - 1e tijdvak
meerkeuze oefenexamen
Denk er om dat je bij je examen bij ELKE opgave een berekening moet opschrijven of een andere uitleg moet geven.
Een antwoord alleen is NIET voldoende
Slide 1 - Slide
Acht vrienden gaan op vakantie. Voor het vervoer willen de vrienden een busje huren. Ze zoeken op verschillende websites.
Bushuren.nl rekent voor een busje € 28,- huur per dag.
opgave 1: Hoeveel euro moeten de acht vrienden dan per persoon per dag betalen?
A
224 euro
B
28 euro
C
3,50 euro
D
4 euro
Slide 2 - Quiz
Acht vrienden gaan op vakantie. Voor het vervoer willen de vrienden een busje huren. Ze zoeken op verschillende websites.
Bushuren.nl rekent voor een busje € 28,- huur per dag.
De vrienden willen het busje voor twee weken huren.
Opgave 2: Bereken hoeveel euro de totale huurprijs is.
A
392 euro
B
3 136 euro
C
49 euro
D
280 euro
Slide 3 - Quiz
Op een andere website, Personenbus.com, staat de huurprijs van een busje verwerkt in een grafiek.
Opgave 3: Maak de woordformule bij de grafiek van Personenbus.com.
A
huurprijs = 50 x aantal dagen + 50
B
huurprijs = 25 x aantal dagen + 50
C
huurprijs = 50 x aantal dagen + 25
D
aantal dagen = 25 x huurprijs + 50
Slide 4 - Quiz
De website Bushuren.nl rekent € 28,- huur per dag.
De grafiek is in het assenstelsel bij de grafiek van Personenbus.com getekend.
Opgave 4: Vanaf hoeveel dagen is het huren van een busje bij Personenbus.com goedkoper dan bij Bushuren.nl?
A
vanaf 16 dagen
B
vanaf 17 dagen
C
vanaf 18 dagen
D
bij 16 dagen
Slide 5 - Quiz
Moniek laat een tv-meubel maken met een breedte van 318 cm.
Opgave 5: Reken om: 318 cm = .................................. m.
A
31800 m
B
31,8 m
C
3,18 m
D
0,318 m
Slide 6 - Quiz
Het tv-meubel bestaat uit een hoge kast met een kastdeur en een lager gedeelte met laden. Alle maten in de tekening zijn in cm. Opgave 6: Hoeveel cm2 is de oppervlakte van de kastdeur?
A
14 400 cm2
B
12 384 cm2
C
13 120 cm2
D
10 496 cm2
Slide 7 - Quiz
Het tv-meubel heeft een diepte van 50 cm.
Opgave 7: Bereken hoeveel m3 de totale inhoud van het tv-meubel is.
A
286,2 m3
B
1,434 m3
C
14 34 m3
D
1 434 000 m3
Slide 8 - Quiz
Boven de ladenkast van het tv-meubel hangt Moniek precies in het midden een tv. De tv is 90 cm breed en 52 cm hoog.
Opgave 8: Wat zijn de maten van de tv, wanneer je die in de tekening hiernaast moet tekenen?
A
4,5 cm bij 2,6 cm
B
9 cm bij 5,2 cm
C
45 cm bij 26 cm
D
1800 cm bij 1040 cm
Slide 9 - Quiz
In één van de lades wil Moniek dvd’s opbergen. De maten van de lade staan in de tekening hiernaast.
De dvd’s zijn 19,2 cm hoog, 13,7 cm breed en 1,4 cm diep en worden in rijen rechtop in de lade gezet.
Opgave 9: Bereken, zonder te meten, hoeveel dvd’s Moniek op deze manier maximaal in de lade kan zetten.
A
252
B
224
C
232
D
261
Slide 10 - Quiz
Radiozender Q-music heeft een populair spel: het raden van een geluid. De kandidaat die ‘het geluid’ raadt, wint een geldbedrag. Daarna begint het raden van een nieuw geluid. Elke keer dat ‘het geluid’ niet wordt geraden, wordt het geldbedrag hoger. Het kan soms dagen duren voordat ‘het geluid’ wordt geraden.
De eerste kandidaat wordt om 7.10 uur ’s ochtends gebeld, de tweede om 8.10 uur, de derde om 9.10 uur, enzovoort. Elke werkdag worden er elf kandidaten gebeld.
Opgave 10: Hoe laat wordt de laatste kandidaat op een werkdag gebeld?
A
23.10 uur
B
18.10 uur
C
17.10 uur
D
16.10 uur
Slide 11 - Quiz
Het geldbedrag is bij de start van ‘het geluid’ € 2500,-. Bij elk verkeerd antwoord van een kandidaat, wordt het geldbedrag € 100,- meer. De formule die het verband weergeeft tussen het geldbedrag en het aantal verkeerde antwoorden is geldbedrag = 2500 + aantal verkeerde antwoorden × 100 Hierin is geldbedrag in euro’s. Na een aantal weken is het geldbedrag € 30 000,-. Elke week kunnen 55 mensen ‘het geluid’ raden.
Opgave 11: Hoeveel weken is het spel dan al bezig?
A
5,5 weken
B
5 weken
C
50 weken
D
6 weken
Slide 12 - Quiz
Kees raadt ‘het geluid’ op het moment dat het geldbedrag € 54 800,- is. Hij vertelt dat hij van het gewonnen geld € 5000,- zelf houdt en de rest verdeelt over zes goede doelen. Elk doel krijgt even veel geld.
Opgave 12: Hoeveel euro krijgt één goed doel?
A
9133,33 euro
B
49 800 euro
C
3300 euro
D
8300 euro
Slide 13 - Quiz
Charlotte gaat bungeejumpen. Met een sterk en lang elastiek aan haar voeten gebonden, springt ze op grote hoogte van een toren.
Van het eerste deel van haar sprong is een grafiek gemaakt. De grafiek geeft het verband weer tussen de hoogte boven de grond en de tijd na de afsprong.
Opgave 13: Vanaf welke hoogte is Charlotte gesprongen?
A
64 m
B
65 m
C
66 m
D
20 m
Slide 14 - Quiz
Opgave 14: Hoe kun je aan de grafiek zien dat Charlotte steeds sneller valt?
A
omdat de grafiek geen rechte lijn is
B
omdat de grafiek steeds sneller daalt
C
omdat de grafiek ineens stopt
D
omdat de grafiek heel hoog begint
Slide 15 - Quiz
Na 2,5 seconden remt het elastiek de val van Charlotte af en na 3,5 seconden veert ze weer omhoog. Voor het deel van haar sprong van 2,5 tot 5 seconden is de volgende woordformule gemaakt hoogte = 223 – 18 × tijd × (7 – tijd) Hierin is hoogte in meter en tijd in seconden.
Opgave 15: Bereken hoe hoog Charlotte na 2,5 seconden is
A
20,5 m
B
94,5 m
C
92 m
D
110,5 m
Slide 16 - Quiz
Op 28 oktober 2013 trok een zware storm over Nederland.
Er zijn toen windstoten gemeten van 2280 meter per minuut (m/min).
Opgave 16: Reken 2280 m/min om naar km/uur.
A
38 km/uur
B
2,28 km/uur
C
136,8 km/uur
D
136 800 km/uur
Slide 17 - Quiz
De schade door de storm werd geschat op 95 miljoen euro.
Opgave 17: Schrijf 95 miljoen in cijfers.
A
95 000 000 000
B
9 500 000
C
95 000 000
D
95 000
Slide 18 - Quiz
De grootste verzekeringsmaatschappij heeft na die storm 31 miljoen euro aan schadevergoeding uitbetaald. Opgave 18: Hoeveel procent van de 95 miljoen euro schade is uitbetaald door deze verzekeringsmaatschappij?
A
32,6 %
B
306,5 %
C
29,5 %
D
28,2 %
Slide 19 - Quiz
Bij die verzekeringsmaatschappij kwamen de eerste dag 3500 meldingen over stormschade binnen. Maar liefst 180 medewerkers waren aan het werk om die meldingen op te nemen. In totaal ging het die dag om een schadebedrag van 8 700 000 euro.
Opgave 19: Bereken het gemiddelde schadebedrag in euro’s per melding. Schrijf je berekening op en rond je antwoord af op hele euro’s.
A
48 333 euro
B
2486 euro
C
14 euro
D
447 euro
Slide 20 - Quiz
Op de voorruit van een stuurhut van een schip zitten ruitenwissers. Deze voorruit is vlak. Er zijn twee ruitenwissers gemonteerd die draaien om de punten A en B. De uiterste standen van de ruitenwissers zijn in de afbeelding aangegeven.