This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
je veranderd in de pubertijd. Hoe komt dat?
A
Door de hypofyse
B
Door de hormonen testosteron, oestrogeen en progesteron.
C
Door de groeiende zaadcellen en eicellen
D
Door de vrienden die je maakt. bv in de klas.
Slide 1 - Quiz
eicellen zijn groter dan zaadcellen omdat:
A
Ze moeten kunnen zwemmen
B
Ze reservevoedsel bevatten
C
Er een baby in moet kunnen groeien.
D
Een eicel rond is en een zaadcel niet.
Slide 2 - Quiz
Bij de ontwikkeling van een eicel bevindt de eicel zich in een follikel.
A
juist
B
onjuist
Slide 3 - Quiz
Welke nummers maken samen sperma?
Slide 4 - Mind map
Zaadcellen worden bewaard in nummer?
A
3
B
9
C
8
D
5
Slide 5 - Quiz
Tekst
Waaraan kan een vrouw op een natuurlijke manier ontdekken dat ze een eisprong heeft?
Slide 6 - Mind map
Een menstruatie cyclus duurt ...1.....dagen en op ..2... dag is de ovulatie.
A
1 = 28
2= 14e
B
1 = 21
2 = 10
C
1 = 28
2 = 12
D
1 = 24
2 = 14e
Slide 7 - Quiz
Welke hormonen spelen een rol bij het ontwikkelen van geslachtscellen? ( eicellen en zaadcellen)
Slide 8 - Open question
Welk nummer geeft het gelelichaam aan?
1
2
3
Slide 9 - Slide
middelen die zwangerschap tegengaan
A
softcup
B
voorbehoedmiddelen
C
condoom
D
pil
Slide 10 - Quiz
Zwangerschapstesten berusten op het aantonen van een hormoon, dat alleen aan het begin van zwangerschap gemaakt wordt. Welk hormoon is dat?
A
Progesteron
B
HCG
C
Oxytocine
D
Oestrogeen
Slide 11 - Quiz
Hoelang duurt een zwangerschap?
A
9 weken
B
40 weken
C
38 weken
D
20 weken
Slide 12 - Quiz
Wordt een vrouw tijdens de zwangerschap ongesteld?
A
ja
B
nee
Slide 13 - Quiz
Voorbehoedsmiddelen voorkomen altijd een zwangerschap
A
Ja, want daar zijn ze tenslotte voor
B
Nee, want als ze verkeerd gebruikt worden werken ze niet
Slide 14 - Quiz
Zwangerschap afbreken?
3 methodes:
abortuspil: tot en met 7de week van de zwangerschap.
zuigcurettage: tot 13e week van de zwangerschap
late abortus: tot 23ste week van de zwangerschap.
Slide 15 - Slide
Periodieke onthouding beschermt tegen zwangerschap:
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quiz
hoe voorkomt een Mirena spiraalje een zwangerschap?
A
de eileiders worden afgesloten voor zaadcellen
B
de follikelrijping wordt geremd door FSH en LH
C
de baarmoeder is niet toegankelijk voor zaadcellen
D
de eisprong wordt geremd door progesteron
Slide 17 - Quiz
Welk voorbehoedsmiddel zie je hier?
A
Hormoonstaafje
B
Prikpil
C
Spiraaltje
D
Sterilisatie
Slide 18 - Quiz
Welk voorbehoedsmiddel zie je hier?
A
Vrouwen condoom
B
Nuvaring
C
Mannen condoom
D
Hormoon staafje
Slide 19 - Quiz
Welk voorbehoedsmiddel zie je hier?
A
Mannen Condoom
B
Vrouwen condoom
C
Nuvaring
D
Spiraaltje
Slide 20 - Quiz
Welk voorbehoedsmiddel is hier afgebeeld?
A
de pil
B
spiraal
C
condoom
D
pessarium
Slide 21 - Quiz
Welk voorbehoedsmiddel zie je hier?
A
Spiraaltje
B
Hormoonstaafje
C
Prikpil
D
Sterilisatie
Slide 22 - Quiz
Welke voorbehoedsmiddelen zijn onbetrouwbaar
A
condoom
B
periodieke onthouding
C
pil
D
coitus interruptus
Slide 23 - Quiz
Drie voorbehoedsmiddelen zijn de pil, het condoom en de NuvaRing. Bij welke van deze voorbehoedsmiddelen berust de werking op het voorkomen van ovulatie?
A
Bij de pil
B
Bij de pil en condoom
C
Bij de pil en de NuvaRing
D
Bij alle drie.
Slide 24 - Quiz
De morning-afterpil is een geschikt voorbehoedsmiddel
A
ja
B
nee
C
ja, maar neem die pillen wel elke dag in
D
ja, maar neem de pil wel binnen 48 uur in
Slide 25 - Quiz
Welk voorbehoedsmiddel kan het langst worden gebruikt?
A
Condoom
B
Nuva-ring
C
Spiraaltje
D
Zaaddodende pasta
Slide 26 - Quiz
Wordt een vrouw tijdens de zwangerschap ongesteld?
A
ja
B
nee
Slide 27 - Quiz
middelen die zwangerschap tegengaan
A
softcup
B
voorbehoedmiddelen
C
condoom
D
pil
Slide 28 - Quiz
Zwangerschapstesten berusten op het aantonen van een hormoon, dat alleen aan het begin van zwangerschap gemaakt wordt. Welk hormoon is dat?
A
Progesteron
B
HCG
C
Oxytocine
D
Oestrogeen
Slide 29 - Quiz
Voorbehoedsmiddelen voorkomen altijd een zwangerschap
A
Ja, want daar zijn ze tenslotte voor
B
Nee, want als ze verkeerd gebruikt worden werken ze niet
Slide 30 - Quiz
SOA: Welke SOA komen het meest voor in Nederland? Maak de top 3.
Slide 31 - Open question
Wat moet je doen als je denkt dat je een soa hebt?
Slide 32 - Open question
Maak de volgende opdracht op biologiepagina en upload een screenshot hier.