Kijk voordat je een woord begint te spellen naar de werkwoordsvorm.
Zo weet je precies welke regel/stap je moet toepassen.
pvtt = persoonsvorm tegenwoordige tijd
pvvt = persoonsvorm verleden tijd
vd = voltooid deelwoord
inf = hele werkwoord (wij-vorm)
bn = bijvoeglijk naamwoord