1.6 Ademhaling bij dieren

Thema 1, basisstof 3
5 minuten opstarten
Zometeen komt de uitleg, zorg ervoor dat je mee kan schrijven!

Basisstof 3 Ademhaling bij dieren
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Thema 1, basisstof 3
5 minuten opstarten
Zometeen komt de uitleg, zorg ervoor dat je mee kan schrijven!

Basisstof 3 Ademhaling bij dieren

Slide 1 - Slide

Na deze les:
  • Weet je hoe de ademhaling bij verschillende diersoorten verloopt.
  • Weet je hoe het tegenstroomprincipe werkt.

Slide 2 - Slide

Ademhaling bij dieren
  1. Eencelligen
  2. Insecten
  3. Vissen
  4. Zoogdieren 

Slide 3 - Slide

Ademhaling 
  • Alle organismen nemen stoffen uit hun omgeving op en geven  stoffen aan hun omgeving af.
  • Het maakt hierbij niet uit of het organisme één- of meercellig is.

Slide 4 - Slide

1. Eencelligen (Amoebe)
  • Gaswisseling via celmembraan.
  • Het oppervlak van het celmembraan is genoeg
    om voldoende zuurstof op te nemen en voldoende
    koolstofdioxide af te staan.
  • Geen speciaal ademhalingsorgaan!


Slide 5 - Slide

Meercelligen
  • Oppervlak van het lichaam is niet groot genoeg om aan voldoende gaswisseling te kunnen doen.
  • Bovendien, is de huid bij veel dieren ondoorlaatbaar.

--> Speciale ademhalingsorganen: tracheeën, kieuwen, longen

Slide 6 - Slide

2. Insecten
  • Insecten hebben trachea
    --> Vertakt buizensysteem 
  • Alle vertakkingen hebben samen een groot oppervlak, voor snelle gaswisseling.
  • Via openingen, stigma's, komt lucht in het tracheeënstelsel.
  • Lucht wordt ververst door pompende bewegingen.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

3. Vissen
  • Kieuwen om zuurstof uit het water te halen.
  • Via bek naar binnen, via kieuwdeksel weer naar buiten
  • Kieuwen bestaan uit kieuwboog, kieuwplaatje en kieuwlamel (--> groot oppervlak)
  • Netwerk van bloedvaten waar zuurstof in opgenomen kan worden.

Slide 9 - Slide


Tegenstroomprincipe
  • Stroomrichting van het bloed is tegengesteld aan de stroomrichting van het water.
  • Bij eenzelfde stroomrichting, is er alleen in het begin uitwisseling.
  • Bij tegengestelde stroomrichting, is er de gehele tijd uitwisseling.

Slide 10 - Slide

4. Zoogdieren
  • Volwassen amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren ademen via longen.
  • Ook reptielen en zoogdieren die in het water leven, hebben longen.
  • Ze moeten regelmatig naar het wateroppervlak om adem te halen.

Slide 11 - Slide

Overzicht

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Zelf aan de slag!


BS3: Opdracht 1 t/m 9

Slide 14 - Slide