letterlijk figuurlijk

1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesplan
1. Lezen 20 minuten.
2. Uitleg:  Soorten taalgebruik; 
3. Opdrachten maken. 
4. Opdrachten zelf nakijken.
5. Klaar? Ga in stilte je boek lezen of huiswerk maken.








Slide 2 - Slide

Lesdoel
-Ik weet welke soorten taalgebruiken er zijn.
- Door de opdrachten snap ik de theorie.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Lesplan
1. Lezen 20 minuten.
2. Uitleg:  Soorten taalgebruik; 
3. Opdrachten maken. 
4. Opdrachten zelf nakijken.
5. Klaar? Ga in stilte je boek lezen of huiswerk maken.








Slide 5 - Slide

Wie weet wat voor soorten taalgebruiken er zijn? 
Vergelijk de volgende twee zinnen:

Charley vond de bruine beer in het wildpark het mooist. 

Onze tuinman is een beer van een kerel.
Wat is het verschil?

Slide 6 - Slide








Charley vond de bruine beer in het wildpark het mooist.








Onze tuinman is een beer van een kerel.

Slide 7 - Slide

Letterlijk 
Je zegt precies wat je bedoelt. 





Charley vond de bruine beer in het wildpark het mooist.

Figuurlijk
Er wordt  iets anders bedoeld dan er letterlijk staat. 




Onze tuinman is een beer van een kerel.

Slide 8 - Slide

De nieuwe skipiste is het neusje van de zalm.


Het neusje van de zalm eten we gewoonlijk niet op. 


Slide 9 - Slide

Figuurlijk

De nieuwe skipiste is het neusje van de zalm.



Letterlijk

Het neusje van de zalm eten we gewoonlijk niet op. 



Slide 10 - Slide

Omdat de gasten niet kwamen opdagen, zat de kok met de gebakken peren die hij had bereid als dessert. 

Na de overstroming zaten de boeren met de gebakken peren. 




Slide 11 - Slide

Letterlijk 
Omdat de gasten niet kwamen opdagen, zat de kok met de gebakken peren die hij had bereid als dessert.     

Figuurlijk
Na de overstroming zaten de boeren met de gebakken peren. 

                   


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Hij woont in het hart van de stad. 

Slide 14 - Slide

We sliepen onder de blote hemel. 

Slide 15 - Slide

De radijsjes schoten de grond uit. 

Slide 16 - Slide

Lesplan
1. Lezen 20 minuten.
2. Uitleg: Soorten taalgebruik;
3. Opdrachten maken: Hoofdstuk 2, blz. 50, 51, 52; 
opdracht 1, 2, 3, 4. 
4. Opdrachten zelf nakijken.
5. Klaar? Ga in stilte je boek lezen of huiswerk maken.










Slide 17 - Slide

Lesdoel
-Ik weet welke soorten taalgebruiken er zijn.
- Door de opdrachten snap ik de theorie.

Slide 18 - Slide

Agenda C-D
maandag 6-12: Opdracht 4 van je fictiedossier is klaar.
dinsdag 7-12: SO hoofdstuk 2:  
lezen blz. 38, t/m 43. 
woordenschat blz. 50 t/m 53.
dinsdag 14-12: PW hoofdstuk 2
lezen, woordenschat, grammatica (blz. 54, 55) formuleren (56, 57) spelling (58, 59)
maandag 20-12: Inleveren fictiedossier via de ELO. 



Slide 19 - Slide

Agenda A-B
maandag 6-12: Fictiedossier: Opdracht B: samenvatting van de inhoud is klaar.
donderdag 9-12: SO hoofdstuk 2:  
lezen blz. 38, t/m 43. 
woordenschat blz. 50 t/m 53.
donderdag 16-12: PW hoofdstuk 2
lezen, woordenschat, grammatica (blz. 54, 55) formuleren (56, 57) spelling (58, 59)
maandag 20-12: Inleveren fictiedossier via de ELO. 



Slide 20 - Slide

Opbouw van je fictiedossier:
Blz 1: Voorblad
Blz. 2: Inhoudsopgave
Blz. 3: Opdracht A: Geef de zakelijke gegevens van je boek. 
Blz. 4: Opdracht B: Samenvatting van de inhoud. 
Blz. 5: Opdracht C: Theorievragen.
Blz. 6: Opdracht D: Geef je mening over het boek. 
Opdracht E mag je overslaan. 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

 ‘Boontje komt om zijn loontje’ en ‘Oost west, thuis best.’

Slide 24 - Slide

Met beide benen op de grond staan:

Letterlijk
Met beide benen op de grond staan:

figuurlijk
Ook nadat de voetballer veel wedstrijden had gewonnen,  bleef hij met beide benen op de grond staan. Hij bleef nuchter, realistisch, reëel.

Slide 25 - Slide

Een stap in de goede richting zetten.
Letterlijk


Een stap in de goede richting zetten.
figuurlijk
Beslissingen nemen / stappen zetten waardoor je dichter bij je doel komt. 

Slide 26 - Slide

Spreken is zilver, zwijgen is goud.           =
Het is soms goed om ergens niet over te praten.
Omdat je in sommige situaties beter je mond kunt houden, is daar het duurdere metaal goud aan gekoppeld. Het is goed om ergens niet over te praten; het is heel waardevol om iets geheim te kunnen houden.

Slide 27 - Slide

Baat het niet dan schaadt het niet
Misschien helpt datgene wat je doet of gebruikt niet, maar je zult er ook geen nadeel van ondervinden. 

Slide 28 - Slide

Voorbeeld: Letterlijk taalgebruik
De telefoon is wit en het scherm zit vol met barsten. Je zegt wat je ziet.

Slide 29 - Slide

Voorbeeld: Figuurlijk taalgebruik
In teksten kom je vaak woorden of uitdrukkingen tegen die een figuurlijke betekenis hebben. Er wordt dan iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat. 
Figuurlijk taalgebruik vind je in de vorm van een: 

Uitdrukking, gezegde en spreekwoord. 

Slide 30 - Slide

Uitdrukkingen = figuurlijk taalgebruik 
-Vaste combinatie 
van woorden.
-Het schetst een
figuurlijke situatie. 

Voorbeeld: 

 
Betekenis???????????????

Slide 31 - Slide

-Gezegde heeft geen werkwoord, heeft een vaste volgorde en is zinsdeel. 

-Uitdrukking: je kunt het onderwerp en de werkwoords tijd aanpassen. 
Spreekwoord
-Een spreekwoord is onveranderlijk.
-Een mededeling
-Als er een pv is, staat deze in de tt.
-Is een algemene levenswijsheid.

Slide 32 - Slide

Gezegde
- Vaste verbinding van woorden met een vaste betekenis. 
- Bevat geen werkwoorden. 
-Het is een gedeelte van een zin.

Bijv. Zij is een nieuwsgierig Aagje. 

Betekenis???????????????

Slide 33 - Slide

Iets met hart en ziel doen.

Slide 34 - Slide

Oude koeien uit de sloot halen.
Oude koeien uit de sloot halen

= vaak vervelende, bijna vergeten gebeurtenissen oprakelen.  

Slide 35 - Slide

Spreekwoorden: figuurlijk taalgebruik 
- Kernachtige vaste uitspraak waar veel wijsheid in zit. 
- Het is een hele zin.
-Als er een pv is, staat deze in de tt.

‘Na regen komt zonneschijn’, ‘Boontje komt om zijn loontje’ en ‘Oost west, thuis best.’ 'De laatste loodje wegen het zwaarst'.



Slide 36 - Slide

Achter de wolken schijnt de zon.
Achter de wolken schijnt de zon. 

Slide 37 - Slide

Achter de wolken schijnt de zon.
Achter de wolken schijnt de zon. 
Je zegt wat je ziet. Letterlijk.
Na een nare tijd komt er weer een mooie tijd. Figuurlijk.

Slide 38 - Slide