Diagnostische toets medicatie

Diagnostische toets Medicatie
1 / 22
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Diagnostische toets Medicatie

Slide 1 - Slide

Programma
14:00-14:10 uur Instructie
14:10-14:35 uur D-toets medicatie
14:35-14:55 uur Zelfstandig werken aan IO
14:55-15:00 uur Evalueren

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les weet ik
  • de verschillende werking van medicatie
  • hoe ik de medicatieveiligheid kan waarborgen
  • de verschillende toedieningsvormen

Slide 3 - Slide

Welke pijnstillers werken ook ontstekingsremmend?
A
Paracetamol
B
NSAID's
C
Morfine

Slide 4 - Quiz

Welke medicijngroep heeft een verslavende werking?
A
Benzodiazepinen
B
Analgetica
C
Vitaminen
D
Maagmiddelen

Slide 5 - Quiz

De reden waarom iemand een medicijn niet voorgeschreven krijgt noemen we
A
contra-indicatie
B
indicatie

Slide 6 - Quiz

Medicijnen die bewaard moeten worden in een afgesloten kast zijn
A
Opiaten
B
NSAID's
C
Cytostatica
D
Antibiotica

Slide 7 - Quiz

Welke medicatievorm heeft een glad laagje?
A
Tablet
B
Capsule
C
Dragee
D
Bruistablet

Slide 8 - Quiz

Welke inhalatie begin je mee als je meerdere pufjes moet geven bij een zorgvrager?
A
Luchtwegverwijder
B
Luchtwegbeschermer

Slide 9 - Quiz

Medicatie die de oorzaak van de ziekte aanpakken heeft een .......... werking.
A
Symptoombestrijder
B
Placebo
C
Profylactische
D
Causale

Slide 10 - Quiz

Voorbeeld van een symptoombestrijder is ......
A
Antibiotica
B
Hormonen
C
Pijnstiller
D
Maagmiddel

Slide 11 - Quiz

Als een zorgvrager diuretica heeft ingenomen dan zal diegene vaak moeten
A
Hoesten
B
Plassen
C
Niezen
D
Braken

Slide 12 - Quiz

Welke zorgvragers krijgen vaak medicatie voor de onderste luchtwegen?
A
Zorgvragers die diabeet zijn
B
Zorgvragers die veel pijn hebben
C
Zorgvragers met epilepsie
D
Zorgvragers die COPD hebben

Slide 13 - Quiz

Medicijnen die per injectie worden toegediend noemen we ....... toediening.
A
Enteraal
B
Parenteraal

Slide 14 - Quiz

Als je ongevoeligheid hebt opgebouwd voor een bepaald medicijn noemen we dat
A
Interactie
B
Cumulatie
C
Resistentie
D
Gewenning

Slide 15 - Quiz

Als voeding en een geneesmiddel elkaar onderling beïnvloeden noemen we dat.
A
Resistentie
B
Interactie
C
Cumulatie
D
First pass effect

Slide 16 - Quiz

Ophoping van medicatie in het lichaam noemen we
A
Cumulatie
B
Interactie
C
First pass effect
D
Indicatie

Slide 17 - Quiz

De tijd die nodig is om de concentratie met de helft te verminderen noemen we?
A
First pass effect
B
Halfwaarde tijd
C
Resorptiesnelheid
D
Eliminatie

Slide 18 - Quiz

Opname van een geneesmiddel noemen we
A
Enteraal
B
Transport
C
Eliminatie
D
Absorptie

Slide 19 - Quiz

Tijdens het geven van medicatie maak je altijd gebruik van de vijf keer juist regel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Het is belangrijk dat je als verpleegkundige weet welke de meest voorkomende bijwerkingen zijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Waar kan je belangrijke informatie vinden als het gaat om medicatie?
A
Wikipedia
B
FK app
C
LinkedIn
D
Instagram

Slide 22 - Quiz