6 Je kunt de delen van een oor benoemen met hun taak.
• Geluiden zijn trillingen van de lucht.
– De oorschelp vangt geluiden op.
– Door de gehoorgang gaan geluiden naar het trommelvlies.
– Het trommelvlies gaat trillen.
– De gehoorbeentjes gaan trillen.
– De trillingen gaan verder naar het slakkenhuis.
– Het slakkenhuis geeft impulsen af aan de gehoorzenuw.
– De impulsen komen in je hersenen. Je hoort het geluid.
• De buis van Eustachius verbindt het oor met de keelholte.
– Bij slikken of gapen gaat de buis van Eustachius open.
– Er kan dan lucht doorheen.
• Oorsmeerkliertjes maken oorsmeer.
– Oorsmeer houdt het trommelvlies soepel.