formuleren en stijl 2.1 enkelvoud en meervoud

enkelvoud of meervoud?
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOMiddelbare schoolLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

enkelvoud of meervoud?

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

Voorbeeld
1. Een groot aantal mensen zijn naar de bijeenkomst gekomen.
2. Een groot aantal mensen zijn  is naar de bijeenkomst gekomen.

Een groot aantal = enkelvoud, GEEN meervoud

Slide 3 - Slide

Voorbeeld
1. De minister verwacht dat het aantal geslaagde studenten de komende jaren zullen toenemen.
2. De minister verwacht dat het aantal geslaagde studenten de komende jaren zullen toenemen.
3. De minister verwacht dat het aantal geslaagde studenten de komende jaren zal toenemen.

Slide 4 - Slide

LET OP!
Let vooral op bij woorden als: Het aantal, de groep, het publiek etc. 

Deze woorden drukken een meervoud uit, maar zijn enkelvoud!


Slide 5 - Slide

Een zwerm bijen ......... de jongen.
A
achtervolgen
B
achtervolgt

Slide 6 - Quiz

Een groep kinderen ...... de boel op zijn kop.
A
zetten
B
zette

Slide 7 - Quiz

Het clubje studenten ........ nog lang niet uitgepraat.
A
was
B
waren

Slide 8 - Quiz

De groepen jongeren ........ ruzie aan het maken.
A
waren
B
was

Slide 9 - Quiz

De jeugd in Amsterdam ..... een gebrek aan hangplekken.
A
hebben
B
heeft

Slide 10 - Quiz

Maar twintig procent van de aanwezigen ....... het gezien.
A
hebben
B
heeft

Slide 11 - Quiz

De kudde schapen ...... komende zomer op 3 plekken neergezet.
A
wordt
B
worden

Slide 12 - Quiz

Huiswerk 
maken 2.1 opdr. 1 t/m 4 blz. 217. 218
Powerpoint examen Spreken maken

Slide 13 - Slide