Hoofdstuk 4. Nieuw geloof, nieuw land

H4. Nieuw geloof, nieuw land
Tijd van ontdekkers en hervormers (1500-1600)  
1 / 53
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 53 slides, with interactive quiz, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

H4. Nieuw geloof, nieuw land
Tijd van ontdekkers en hervormers (1500-1600)  

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

H4. Nieuw geloof, nieuw land

Slide 3 - Slide

4.1 Een nieuwe kijk op de wereld
Leerdoelen:
  • Je kunt uitleggen dat mensen door de renaissance anders dachten over het leven en de wereld
  • Je kunt twee oorzaken noemen voor de ontdekkingsreizen
  • Je kunt beschrijven welke gevolgen de komst van Europeanen had voor gebieden in Azië, Afrika en Amerika

Slide 4 - Slide

Een nieuwe kijk op de wereld
De Renaissance
  • Rond 1300 kregen mensen belangstelling voor: gebouwen, kunst, verhalen en wetenschap uit de Griekse en Romeinse oudheid --> er ontstond een nieuwe cultuur: Renaissance (wedergeboorte). De cultuur uit de
    oudheid bloeide weer op. 
 

Slide 5 - Slide

De Renaissance

  • Rijke burgers begonnen anders over het leven te denken --> ze vonden het leven nu ook belangrijk , niet alleen het leven na de dood (zoals in de middeleeuwen)  
  • Mensen lieten mooie huizen bouwen en kunst maken. Ze waren trots op hun prestaties.

Slide 6 - Slide

Vernieuwde wetenschap
  • Ook in de wetenschap kwam verandering: Nieuwe informatie uit de oudheid
  • Erasmus vertaalde opnieuw de Bijbel naar het Latijn

Slide 7 - Slide

Op ontdekkingsreis
  • Columbus probeerde dit in 1492 maar ontdekte een nieuw continent: Amerika
  • 2 oorzaken van de ontdekkingsreizen:
1) Zelf reizen om zelf specerijen in te kopen

2) Door nieuwe uitvindingen was het mogelijk om lange reizen te maken

Slide 8 - Slide

Op ontdekkingsreis
  • Ontdekkingsreis = reis naar gebieden die Europeanen nog niet kenden
  •  Doel: Nieuwe route over zee
    naar Azië vinden

Slide 9 - Slide

De nieuwe wereld
3 Grote gevolgen
1) Ze stichtten handelsposten
2) Spanjaarden veroverden gebieden in Midden-en Zuid-Amerika (koloniën)
Plantages (landbouwbedrijven) werden gesticht, Indianen werden gedwongen hier te werken


Slide 10 - Slide

De nieuwe wereld
3) De Europese cultuur verspreidt zich over de wereld. Sommige indianenculturen hielden op te bestaan (Azteken). Spanjaarden vonden die cultuur 'heidens'

Slide 11 - Slide

Een groot landbouwbedrijf, waar één product wordt verbouwd
Een gebied buiten Europa dat was veroverd en waar Europeanen het bestuur regelden en gingen wonen
Een plek aan de nieuw ontdekte kusten van Azië en Afrika die bestond uit een fort, een haven, pakhuizen en woningen.
Een reis naar gebieden die Europeanen nog niet kenden.
Een kruid uit Azië, dat gebruikt kan worden als geneesmiddel of in het eten.
De periode (1300-1600) waarin meer belangstelling ontstond voor de oudheid en waarin de mens centraal kwam te staan. 
Renaissance
Ontdekkingsreis
Specerij
Handelspost
Kolonie
Plantage

Slide 12 - Drag question

Programma
  1. Terugblik
  2. Instructie 4.2 afronden
  3. Maken 4.2
  4. Hervorming opdracht
  5. Zoek iemand die...
  6. Afsluiting 

Slide 13 - Slide

Terugblik
Terugblik
- Noteer wat je je nog herinnert van de vorige les.
- Maak daarna een propje van je notitie.


Slide 14 - Slide

4.2 Problemen in de kerk
Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe de kerk ketters bestreed
  • Je kunt met drie voorbeelden uitleggen welke kritiek Luther rond 1500 op de kerk had
  • Je kunt uitleggen welke twee stromingen in de christelijke kerk ontstonden

Slide 15 - Slide

4.2 Problemen in de kerk
Ketters
  • In de Middeleeuwen waren veel mensen christen
  • De paus was de belangrijkste 'geestelijke'
  • De kerk werd rijk; mensen gaven grond of geld omdat ze een goed christen wilden zijn


Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

4.2 Problemen in de kerk
Ketters
  • Kritiek op de kerk vanwege rijkdom en luxe.
  • Ketters werden opgespoord door een speciale rechtbank = de inquisitie.


Slide 18 - Slide

4.2 Problemen in de kerk
Kritiek op de kerk
  • Maarten Luther kwam in 1517 met kritiek op de kerk
  •  Wilde de kerk hervormen (veranderen). Zijn kritiek: 
1. Plek in hemel kopen (hij vond dat je moest bidden en goed leven)
2. Men moest de Bijbel zelf kunnen lezen --> hij vertaalde het daarom 
3. Wat niet in de Bijbel stond, moest worden afgeschaft (heiligenverering)
  • De paus was woedend op de kritiek --> Luther moest zijn woorden terugnemen --> dit deed Luther niet --> er komt een nieuwe kerk (hervorming)

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

4.2 Problemen in de kerk

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

4.2 Problemen in de kerk

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

4.2 Problemen in de kerk
Verschillende kerken
  • Twee stromingen binnen de christelijke kerk:
                                  Katholicisme <> Protestantisme
  • Naast Luther had je ook Johannes Calvijn. 
  • Er waren verschillende protestante kerken. 




Slide 26 - Slide

4.2 Problemen in de kerk

Slide 27 - Slide

4.2 Problemen in de kerk
Verschillende kerken
  • Voor protestanten was de Bijbel de basis van het geloof. Hun kerken waren 'sober'. 
  • De katholieke koningen probeerden het protestantisme tegen te gaan.

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Aan de slag
  • Maken 6 t/m 12 = 4.2 <-- online MEMO
    Klaar?
  • Opdracht Hervorming --> ophalen bij mij
    Twee van de vier onderdelen maken

Slide 30 - Slide

Zoek iemand die..
  • een antwoord weet op de vraag

  • Noteer de naam van je klasgenoot

  • Diegene mag maar één keer op je blad staan :)

Slide 31 - Slide

4.2 Problemen in de kerk
Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe de kerk ketters bestreed
  • Je kunt met drie voorbeelden uitleggen welke kritiek Luther rond 1500 op de kerk had
  • Je kunt uitleggen welke twee stromingen in de christelijke kerk ontstonden

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

4.3 Onrust in de Nederlanden
Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven wat de Spaanse koning rond 1550 wilde veranderen aan het bestuur in de Nederlanden.
  • Je kunt twee redenen noemen waarom mensen in de Nederlanden ontevreden waren over het Spaanse bestuur.
  • Je kunt een oorzaak en een gevolg van de Beeldenstorm noemen.

Slide 34 - Slide

4.3 Onrust in de Nederlanden
De Nederlanden
  • In 1519 waren de Nederlanden onder bestuur van Karel V. Hij heerste over Spanje, Spaanse kolonie in Amerika, gebieden in Duitsland, Italië en de Nederlanden. 
  • Karel had een erg verbrokkeld rijk. Nederland had 17 gewesten (provincies). Elk gewest had een eigen bestuur, rechtspraak en wetten. Er waren dus veel verschillen

Slide 35 - Slide

4.3 Onrust in de Nederlanden

Slide 36 - Slide

4.3 Onrust in de Nederlanden
De Nederlanden
  • Karel V stelde in elk gewest stadhouders aan. Dat waren mensen van adel die het gewest bestuurden. 
  • Ze zorgden voor orde en rust en gaven de koning advies. 
  • Willem van Oranje was stadhouder van Holland, Utrecht en Zeeland.


Slide 37 - Slide

4.3 Onrust in de Nederlanden
De Nederlanden
  • Karel voerde oorlog (duur) --> hij wilde belastingen --> duurde lang --> hij wilde een centraal bestuur (in elk gewest zelfde weten en belastingen)
  • In 1555 volgt Filips II hem op
  • Filips wil ook centralisatie + de macht van de adel verkleinen
 

Slide 38 - Slide

4.3 Onrust in de Nederlanden

Slide 39 - Slide

4.3 Onrust in de Nederlanden
Groeiende ontevredenheid
  • Veel mensen waren ontevreden:
1) Men (adel) wilde geen centraal bestuur en dat de koning zomaar belasting kon heffen
2) Men was tegen de vervolging van de protestanten. De koning zelf was katholiek en pakte hen streng aan



Slide 40 - Slide

4.3 Onrust in de Nederlanden

Slide 41 - Slide

4.3 Onrust in de Nederlanden
De Beeldenstorm
  • In 1566 kwam de uitbarsting --> opkomst van protestanten --> kerkdienst in de openlucht --> een groep begon in een klooster alles kapot te maken  --> kerken volgden --> Beeldenstorm

Slide 42 - Slide

4.4 Een langdurige strijd

Slide 43 - Slide

4.4 Een langdurige strijd
Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen waarom Willem van Oranje belangrijk was voor het begin van de Opstand.
  • Je kunt uitleggen waarom de Opstand zo lang duurde.
  • Je kunt uitleggen wat er veranderde toen de Noordelijke Nederlanden een zelfstandige staat werden.

Slide 44 - Slide

4.4 Een langdurige strijd
De eerste jaren van de Opstand
  • Na de Beeldenstorm kwam hertog van Alva --> straffen en belastingen --> ontevredenheid groeit
  • Willem van Oranje vlucht --> Filips ontslaat hem als stadhouder
  • Willem is protestant en wil niet het centrale bestuur van Filips

Slide 45 - Slide

4.4 Een langdurige strijd
De eerste jaren van de Opstand
  • In Duitsland verzamelt Willem een leger --> 1e aanval (1568) mislukt, maar in 1572 lukt het in Den Briel
  • 'Op 1 april verloor Alva zijn bril'
  • Andere gewesten sluiten zich aan bij de Opstand

Slide 46 - Slide

4.4 Een langdurige strijd

Slide 47 - Slide

4.4 Een langdurige strijd
De eerste jaren van de Opstand
  • In 1572 wordt Willem aanvoerder van de opstandige gewesten
  • Willem maakt het einde van de Opstand niet mee. In 1584 wordt hij vermoord

Slide 48 - Slide

4.4 Een langdurige strijd
Langdurige strijd
  • Na 1572 gaat het weer mis, de Spanjaarden heroveren gebieden
  • Waarom duurde de oorlog 80 jaar? 
1) Vooral in het oosten en zuiden werd gevochten met steden die goed beschermd waren 
2) Spanje voerde ook oorlog met andere landen (schatkist raakte leeg). Huursoldaten weigerden te vechten
3) Nederland werd steeds rijker, maar niet machtig genoeg


Slide 49 - Slide

Slide 50 - Slide

De Republiek

De Republiek
  • Het was niet de bedoeling een zelfstandige staat te worden
  • Het aantal protestanten groeide en gewesten gingen samenwerken: 1579 Unie van Utrecht (noordelijke gewesten werken samen)
  • De gewesten verklaarden zich onafhankelijk: 1588 Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

Slide 51 - Slide

De Republiek

De Republiek

  • Geen van de landen kon de ander definitief verslaan
  • 1648 Vrede van Munster
  • Spanje erkende de Noordelijke Nederlanden als onafhankelijke staat, Zuidelijk Nederland bleef bij Spanje
  • 1588: Nederland was een Republiek (land zonder koning)

Slide 52 - Slide

De Republiek

De Republiek
  • Rijke burgers bestuurden de steden en gewesten. 
  • Ze namen samen beslissingen over oorlog en buitenlandse zaken. 
  • Elk gewest behield zijn eigen wetten en rechtspraak (geen centraal bestuur)

Slide 53 - Slide