This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Toets: EXPO hoofdstuk 3
paragraaf 3.1 tot en met 3.4
Slide 1 - Slide
Toets: woensdag 19 januari
lokaal 217, 10:50
Paragraaf 3.1: Voorstelling
Paragraaf 3.2: Vormgeving; Compositie
Paragraaf 3.3: Vormgeving; Kleur
Paragraaf 3.4: Vormgeving; Vorm, Textuur en Structuur
Slide 2 - Slide
Let ook op onderstreepte begrippen
(en zoek die op achter in je boek)
Slide 3 - Slide
Het gebouw hiernaast heeft een...
A
Open Geometrische vorm
B
Gesloten Geometrische vorm
C
Open Organische vorm
D
Gesloten Organische vorm
Slide 4 - Quiz
Welke hiervan is geen secundaire kleur
A
B
C
D
Slide 5 - Quiz
WELK WOORD WEG welk woord hoort niet in het rijtje thuis.
A
Complementair
B
Primair
C
Warm- Koud
D
Kleur Tegen Kleur
Slide 6 - Quiz
Welk contrast is NIET van toepassing op dit werk
A
Kleur tegen kleur contrast
B
Complementair kleurcontrast
C
Warm koud contrast
D
Licht donker contrast
Slide 7 - Quiz
Welk compositie is van toepassing op dit werk
A
Driehoekscompositie
B
Horizontaalcompositie
C
Symmetrische compositie
D
Overallcompositie
Slide 8 - Quiz
In deze afbeelding wordt gebruik gemaakt van
A
Overallcompositie
B
Optische Kleurmening
C
Enkel secundaire kleuren
D
Een kleurfamilie
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Slide
In dit werk zie je zowel geometrische als ...... vormen
Slide 11 - Open question
Hoe noem je het contrast wat ontstaat door zowel geometrische als organische vormen naast elkaar te gebruiken?
Slide 12 - Open question
Judith met het hoofd van Holofernes
Cranach de Oudere +/- 1530
Slide 13 - Slide
Welk van de onderstaande woorden past NIET bij dit werk
A
Figuratief
B
Stilleven
C
Vertellend
D
Geënsceneerd
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Slide
Je kan het verschil tussen Judith en Salome zien aan de hand van de voorwerpen die ze bij zich hebben (zwaard= Judith)(dienblad= Salome) Hoe noem je zoiets?
Slide 16 - Open question
Cranach de Oudere paste veel stofuitdrukking toe in zijn werken waarbij hij de ..... van de materialen zo echt mogelijk weergeeft.
Slide 17 - Open question
Slide 18 - Slide
Een schedel staat voor de onvermijdelijkheid van de dood. Hoe noem je dit?
A
Een Attribuut
B
Een Structuur
C
Een Genre
D
Een Symbool
Slide 19 - Quiz
Welk contrast zie je hier het meest nadrukkelijk
A
Complementair kleurcontrast
B
Vormcontrast
C
Warm-Koud contrast
D
Licht-Donker contrast
Slide 20 - Quiz
Welk genre is dit werk? Een ......
Slide 21 - Open question
Dit werk heeft een ..... compositie
Slide 22 - Open question
Welke van de volgende termen is niet van toepassing op/in dit werk
A
Gestileerd
B
Naar de waarneming
C
Stofuitdrukking
D
Figuratief
Slide 23 - Quiz
Slide 24 - Slide
Welke kleur is in dit werk het zuiverst?
A
zwart
B
groen
C
rood
D
blauw
Slide 25 - Quiz
Welke term is niet van toepassing op dit werk
A
Geabstraheerd
B
Vormcontrast
C
Optische kleurmening
D
Naar de Fantasie
Slide 26 - Quiz
Kies 1 detail van een voorstelling waarover jij kan uitleggen waarom de schilder dat toegepast heeft.
Kies uit: Vertellend, Houding, Gebaar, Uitdrukking, Blikrichting, Attribuut, Symbool, Idealiseren