This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Standpunten, argumenten, redeneringen
Slide 1 - Slide
Hoe zit je hier nu?
A
Goed, ik heb er zin in vandaag
B
Beetje moe, maar heb er wel zin in vandaag
C
Mwa, gaat wel...
D
Heb er helemaal geen zin in vandaag
Slide 2 - Quiz
Wat gaan we behandelen?
Je leert de begrippen standpunt, argument, tegenargument, en redeneringen
Je leert welke soorten argumenten en redeneringen er zijn.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Even oefenen!
Geef aan wat de stukjes [ tussen deze haakjes ] zijn.
Slide 5 - Slide
Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in De Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument
Slide 6 - Quiz
[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Standpunt
B
Argument
Slide 7 - Quiz
[Leerlingen op het vwo moeten in vijf in plaats van zes jaar hun opleiding kunnen afmaken.] Je kunt eerder aan een vervolgstudie beginnen en je zit je minder te vervelen.
A
Standpunt
B
Argument
Slide 8 - Quiz
Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
https:
Slide 10 - Link
Formuleer je eigen mening over de boete voor appen op de fiets (dus jouw standpunt). Onderbouw je mening met minimaal twee argumenten.
Slide 11 - Open question
Soorten argumenten
Je ziet zo een filmpje over de verschillende soorten argumenten.
Noteer welke 7 verschillende soorten argumenten in het filmpje aan bod komen.