¿De qué color es / son ...? - Welke kleur is / zijn...?
¿Cuál es tu color favorito? - Wat is jouw lievelingskleur?
¿Qué ropa te gusta más? - Welke kleding vind je het leukst?
Me gustan tus vaqueros - Ik vind jouw spijkerbroek leuk
Llevo una camiseta blanca y unos pantalones negros - Ik draag een wit shirt en een zwarte broek