C1 U9 Vocabulario

Unidad 9 vocabulario
1) Los colores
2) Regels bijv.nw
3) Vragende voornaamwoorden
1 / 10
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Unidad 9 vocabulario
1) Los colores
2) Regels bijv.nw
3) Vragende voornaamwoorden

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

rojo
naranja
amarillo
verde
azul
violeta
negro
blanco
rosa
gris
marrón
rood
oranje
geel
groen
blauw
paars
zwart
wit
roze
grijs
bruin

Slide 3 - Drag question

Het bijvoeglijk naamwoord
1) het bijv.nw. staat in het Spaans ACHTER het zelfstandig.nw.
Een mooie auto - Un coche bonito

2) het bijv.nw. past zich aan aan het zelfstandig.nw. = mannelijk / vrouwelijk / enkelvoud / meervoud
Een mooi huis - Una casa bonita
De zwarte honden - Los perros negros

Slide 4 - Slide

Meervoudsregel
1) Eindigt een woord op een klinker?  + s
2) Eindigt een woord op een medeklinker? +es

Azul - Azules
Naranja - Naranjas
Negro - Negros
Gris - Grises

Slide 5 - Slide

Kies een klasgenoot en beschrijf wat hij/zij aan heeft.

Slide 6 - Open question

Handige zinnen...
¿De qué color es / son ...? - Welke kleur is / zijn...?
¿Cuál es tu color favorito? - Wat is jouw lievelingskleur?
¿Qué ropa te gusta más? - Welke kleding vind je het leukst?
Me gustan tus vaqueros - Ik vind jouw spijkerbroek leuk
Llevo una camiseta blanca y unos pantalones negros - Ik draag een wit shirt en een zwarte broek


Slide 7 - Slide

Zet de zin in het meervoud:
¿Cuál es tu color favorito?

Slide 8 - Open question

Vragende voornaamwoorden
wie
quién(es)
wanneer
cuándo
met wie
con quién
hoe
cómo
waar
dónde
hoeveel 
cuánto(-a/-os/-as)
waar naartoe
adónde
wat 
qué / cuál(es)
waar vandaan
de dónde
welke
qué / cuál(es)

Slide 9 - Slide

¡A trabajar!
Leren woorden unidad 9
Maken C1 TB unidad 9 vocabulario:
 opdracht 1,2,4 + vertalen, 6,7,8,9

Slide 10 - Slide